Bijlagen A tot en met G behorende bij de Subsidieregeling Natuur en
Landschap Noord-Brabant
MOOP
In bijlage A tot en met F zijn de gehanteerde normbedragen zoals bedoeld in
artikel 9 lid 1 van de subsidieregeling opgenomen. Bijlage G heeft
betrekking op artikel 16. Inhoud:
- -
Bijlage A Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en
aanleg kleine landschapselementen ter uitvoering van deze
subsidieregeling.
- -
Bijlage A1 Subsidiabele activiteiten, criteria, randvoorwaarden en
subsidienormen voor de aanleg van beplantingen.
- -
Bijlage A2 Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden
en subsidienormen voor de aanleg van poelen.
- -
Bijlage A3 Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden
en subsidienormen voor het herstel van kleine
landschapselementen.
- -
Bijlage B Richtlijnen en normen voor het onderdeel Instandhouding
kleine landschapselementen van artikel 13 lid 2 van de beleidsregel
subsidie natuur en landschap.
- -
Bijlage C Richtlijnen en normen voor het onderdeel kleinschalige
natuurontwikkeling van artikel 14 lid 2 van deze
subsidieregeling.
- -
Bijlage D Richtlijnen en normen voor het onderdeel
Biotoopverbetering van artikel 15 lid 2 van deze
subsidieregeling.
- -
Bijlage E Richtlijnen en normen voor het onderdeel Ecologische
verbindingszones ter uitvoering van artikel 16 lid 6 van deze
subsidieregeling, en deels van toepassing op artikel 17 lid 6
betreffende het onderdeel Ontsnippering van gemeentelijke
wegen.
- -
Bijlage F Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en
behoud monumentale lanen op landgoederen ter uitvoering van artikel
18 lid 4 van deze subsidieregeling.
- -
Bijlage G Handreiking inrichtingsvisie ecologische
verbindingszones
Bijlage A
Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en aanleg kleine
landschapselementen ter uitvoering van artikel 12 lid 3 van deze
subsidieregeling
A1: Subsidiabele activiteiten, criteria, randvoorwaarden en subsidienormen
voor de aanleg van beplantingen
Beplantingsprojecten komen slechts dan in aanmerking voor subsidie als
minimaal 100 stuks bosplantsoen of 10 laanbomen -niet zijnde
hoogstamfruitbomen of leibomen- worden aangeplant. Daarbij is per
beplantingsvlak slechts één beplantingsgroep (zie bijlage A1a) subsidiabel.
Hierbij gelden de volgende uitzonderingen:
Voor erfbeplantingen is dit minimum 200 stuks bosplantsoen; · Voor
beplantingsvakken die smaller zijn dan 7 meter zijn maximaal 2
beplantingsgroepen subsidiabel; Beplantingsprojecten binnen een
aaneengesloten hekwerk of schutting zijn niet subsidiabel.
Vanwege de mogelijke risico’s van plantenziekten en plagen is alleen
plantmateriaal van Nederlandse of autochtone herkomst subsidiabel.
In de subsidienorm voor de aanleg van een beplantingselement is o.a.
opgenomen: grondbewerking, aankoop materiaal (plantsoen, boompalen e.d.),
aanleg van de beplanting (arbeid) en 1 jaar onderhoud. De normkosten voor de
aanleg van beplantingen zijn berekend op basis van de
Standaard-Eenheids-Prijzen van de Dienst Landelijk Gebied 2006 en de
Begrotingsprijslijst voor bos- en haagplantsoen, veren en laanbomen seizoen
2005/2006 van Bronnen (voorheen Staatsbosbeheer Dienstverlening Productgroep
Zaad en Plantsoen), en zijn voor de daarop volgende jaren geïndexeerd
volgens de Consumentenprijsindex (CPI) voor alle huishoudens. De berekening
van de inrichtingskosten is conform de uitgangspunten in de door de Europese
Commissie goedgekeurde landelijke Catalogus Groen-Blauwe Diensten.
Rasterkosten ter bescherming van beplantingselementen die buiten het erf
worden aangelegd zijn ook subsidiabel. De normkosten voor rasters zijn
berekend op basis van het Normenboek Natuur, Bos en Landschap 2006, en zijn
voor de daarop volgende jaren geïndexeerd volgens de Consumentenprijsindex
(CPI) voor alle huishoudens.
Inboet ter vervanging van niet aangeslagen beplanting is subsidiabel tot
maximaal 10% van het gesubsieerde aantal per beplantingsgroep.
Voorbereidingskosten (planvorming en bestek) zijn niet in de normkosten
verwerkt. Deze kosten worden aanvullend gesubsidieerd, met de restrictie dat
de voorbereidingskosten die voor subsidie in aanmerking komen niet hoger
zijn dan 6% (planvorming door aanvrager zelf) of 20% (planvorming door
extern bureau) van de subsidiabele uitvoeringskosten (100% normkosten).
Voor projecten op erven geldt de restrictie dat de subsidie voor planvorming
maximaal € 160,00 kan bedragen. Voor gemeentelijke erfbeplantingsacties is
dit maximaal € 80,00 per erf. De maximale subsidie voor de uitvoeringskosten
(materiaal, plantsoen) bedraagt in dat geval maximaal 50% van de
subsidiabele uitvoeringskosten.
De criteria, randvoorwaarden en subsidienormen zijn uitgewerkt in de
tabellen A1a, A1b en A1c.
Tabel A1a: Overzicht criteria en randvoorwaarden voor aanleg van
beplantingen
Beplantings-groep*
|
Minimale leeftijd/maat
|
Maximaal te subsidiëren aantal per oppervlakte- /of
lengte eenheid
|
Te subsidiëren sortiment
|
Maximaal aantal te subsidiëren per project
|
Bosplantsoen
|
2 jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm
|
6400 st per hectare; plantverband minimaal 1,25m x 1,25m
of 1,50m x 1,00m
|
Zie bijlage A1b
|
|
Haag-plantsoen
|
2 jarig bosplantsoen, minimaal maat 60-80 cm
|
4 st per meter haag
|
Zie bijlage A1b
|
Op erf maximaal 400 st subsidiabel
|
Veren
|
Lengte minimaal 150 cm
|
12 st per 100 meter ; plantafstand minimaal 8 meter
|
Zie bijlage A1b
|
n.v.t.
|
Laanbomen excl. Hoogstam-fruitbomen
|
Minimaal maat 10-12 mm; 2x verplant
|
12 st per 100 meter ; plantafstand minimaal 8 meter
|
Zie bijlage A1b
|
n.v.t.
|
Hoogstam-fruitbomen
|
Minimaal maat 6-8 cm
|
156 st per hectare; plantafstand minimaal 10 meter
|
Zie bijlage A1b
|
Op erven maximaal 10 st; eventueel meer dan 10 stuks
subsidiabel als aanleg past in cultuurhistorische
context.
|
Leibomen
|
Minimaal maat 10-12 mm; 2x verplant
|
n.v.t.
|
Zie bijlage A1b
|
Maximaal 5 stuks subsidiabel
|
Knotwilgen
|
Onbewortelde 3 jarige stek of bewortelde stek maat 10-12
cm
|
20 st per 100 meter; plantafstand minimaal 5 meter
|
Zie bijlage A1b
|
n.v.t
|
Snelgroeiend loofhout
|
1 jarige bewortelde stek
|
625 st per hectare
|
Zie bijlage A1b
|
n.v.t.
|
* Per beplantingsvak komt in beginsel slechts één beplantingsgroep voor
subsidie in aanmerking. Alleen voor beplantingsvakken die smaller zijn dan 7
meter komen twee beplantingsgroepen voor subsidie in aanmerking.
Sortiment
Tabel A1b: Overzicht te subsidiëren boom- en struiksoorten
Sortiment
|
Te subsidiëren soorten per beplantingsgroep
|
Nederlandse
naam
|
Wetenschappelijke naam
|
Bosplantsoen X= te subsidiëren soort
|
Laanbomen/veren
+ indeling subsidie categorie
|
Abeel, grauwe
|
Populus canescens
|
|
B c.v.
|
Appel, wilde
|
Malus sylvestris
|
X
|
|
Berk, ruwe
|
Betula pendula
|
X
|
B
|
Berk, zachte
|
Betula pubescens
|
X
|
|
Bes, aal-
|
Ribes rubrum
|
X
|
|
Bes, zwarte
|
Ribes nigrum
|
X
|
|
Beuk
|
Fagus sylvatica
|
X
|
C
|
Bosroos
|
Rosa arvensis
|
X
|
|
Eglantier
|
Rosa rubiginosa
|
X
|
|
Eik, zomer-
|
Quercus robur
|
X
|
C
|
Eik, winter-
|
Quercus petrea
|
X
|
C
|
Els, zwarte
|
Alnus glutinosa
|
X
|
A
|
Esdoorn, gewone
|
Acer pseudoplatanus
|
|
B c.v.
|
Esdoorn, noorse
|
Acer plantanoides
|
|
B
|
Es, gewone
|
Fraxinus excelsior
|
X
|
B c.v.
|
Gagel
|
Miryca gale
|
X
|
|
Gelderse roos
|
Viburnum opulus
|
X
|
|
Haagbeuk
|
Carpinus betulus
|
X
|
C
|
Hazelaar
|
Corylus avellana
|
X
|
|
Heggeroos
|
Rosa corymbifera
|
X
|
|
Hondsroos
|
Rosa canina
|
X
|
|
Hulst
|
Ilex aquifolium
|
X
|
|
Iep, div .klonen
|
Ulmus ‘ ‘
|
|
B c.v.
|
Iep, steel-
|
Ulmus laevis
|
X
|
|
Kardinaalsmuts
|
Euonymus europaeus
|
X
|
|
Kastanje, tamme
|
Castanea sativa
|
X
|
B
|
Kers, zoete
|
Prunus avium
|
X
|
B c.v
|
Kornoelje, rode
|
Cornus sanguinea
|
X
|
|
Vervolg tabel A1b
|
Sortiment
|
Te subsidiëren soorten per beplantingsgroep
|
Nederlandse naam
|
Wetenschappelijke naam
|
Bosplantsoen X= te subsidiëren soort
|
Laanbomen/veren en indeling subsidie categorie
|
Kornoelje, gele
|
Cornus mas
|
X
|
|
Kraagroos
|
Rosa agrestis
|
X
|
|
Krenteboompje
|
Amelanchier lamarckii
|
X
|
|
Liguster, wilde
|
Ligustrum vulgare
|
X
|
|
Linde, kleinbladige
|
Tilia cordata
|
X
|
C c.v.
|
Linde, grootbladige
|
Tilia platyphyllos
|
|
B
|
Linde, zilver-
|
Tilia tomentosa
|
|
C
|
Linde, Hollandse
|
Tilia vulgaris
|
X
|
C
|
Lijsterbes
|
Sorbus aucuparia
|
X
|
|
Meidoorn, eenstijlige
|
Crataegus monogyna
|
X
|
|
Meidoorn, tweestijlige
|
Crataegus laevigata
|
X
|
|
Mispel
|
Mespilus germanica
|
X
|
|
Noot
|
Juglans regia
|
|
C
|
Paardekastanje
|
Aesculus hippocastan.
|
X
|
C c.v.
|
Plataan, gewone
|
Platanus acerifolia
|
|
B
|
Peer, wilde
|
Pyrus pyraster
|
X
|
|
Populier, zwarte
|
Populus nigra
|
|
A c.v.
|
Populier – ‘Canadapopulier’
|
Populus x canadensis
|
|
A.c.v.
|
Sleedoorn
|
Prunus spinosa
|
X
|
|
Veldesdoorn
|
Acer campestre
|
X
|
|
Vlier, gewone
|
Sambucus nigra
|
X
|
|
Vlier, berg
|
Sambucus racemosa
|
X
|
|
Vogelkers, inheemse
|
Prunus padus
|
X
|
|
Vuilboom
|
Rhamnus frangula
|
X
|
|
Wegedoorn
|
Rhamnus catharticus
|
X
|
|
Wilg, amandel-
|
Salix triandra
|
X
|
|
Vervolg tabel A1b
|
Sortiment
|
Te subsidiëren soorten per beplantingsgroep
|
Nederlandse naam
|
Wetenschappelijke naam
|
Bosplantsoen X= te subsidiëren soort
|
Laanbomen/veren en indeling subsidie categorie
|
Wilg, bittere
|
Salix purpurea
|
X
|
|
Wilg, bos-
|
Salix caprea
|
X
|
|
Wilg, grauwe
|
Salix cinerea
|
X
|
|
Wilg, kat-
|
Salix viminalis
|
X
|
|
Wilg, geoorde
|
Salix aurita
|
X
|
|
Wilg, kraak-
|
Salix fragilis
|
X
|
|
Wilg, kruip-
|
Salix repens
|
X
|
|
Wilg, laurier-
|
Salix pentandra
|
X
|
|
Wilg, schiet-
|
Salix alba
|
X
|
A c.v.
|
Hoogstamfruitbomen
|
Diverse soorten
|
|
A
|
Te subsidiëren cultivars (c.v.) van laanbomen
Van een aantal soorten laanbomen zijn een beperkt aantal cultivars
subsidiabel. Het gaat hierbij om de volgende cultivars: Fagus sylvatica
‘Purpurea’, Populus canescens ‘De Moffart en Witte van Haamstede’; Acer
pseudeplatanus ‘ Negenia en Rotterdam’; Fraxinus excelsior ‘ Eureka, Altena,
Atlas en Westhof’s Glorie ‘; Ulmus ‘Dodoens Clusius en Lobel’; Prunus avium
‘ Landscape Bloom en Plena’; Tilia cordata ‘ Erecta en Roelvo’; Tilia
vulgaris ‘Pallida’; Aesculus hippocastanum ‘Baumannii’; Populus x canadensis
‘div. cultivars’; Populus nigra ‘div. cultivars m.u.v. Italica’; Salix alba
‘ Liempde, Belders’.
Tabel A1c: Normen 2008 voor de aanleg van beplantingen (incl. BTW)
Aanleg beplantingen
|
Onderdeel
|
Plantsoensoort*
|
Normkosten per eenheid
|
Aanplant laanbomen (maat 10-12)
|
Kleigrond
|
Laanboom cat. A
|
€ 44,50/st
|
Zand- en veengrond
|
Laanboom cat. A
|
€ 38,59/st
|
Kleigrond
|
Laanboom cat. B
|
€ 53,26/st
|
Zand- en veengrond
|
Laanboom cat. B
|
€ 47,34/st
|
Kleigrond
|
Laanboom cat. C
|
€ 56,55/st
|
Zand- en veengrond
|
Laanboom cat. C
|
€ 51,70/st
|
Aanplant veren (175-200 cm)
|
Kleigrond
|
Veren cat. A
|
€ 9,79/st
|
Zand- en veengrond
|
Veren cat. A
|
€ 7,46/st
|
Kleigrond
|
Veren cat. B
|
€ 13,06/st
|
Zand- en veengrond
|
Veren cat. B
|
€ 10,73/st
|
Kleigrond
|
Veren cat. C
|
€ 13,06/st
|
Zand- en veengrond
|
Veren cat. C
|
€ 10,73/st
|
Aanplant bosplantsoen (2 jarig, maat 60-100)
|
Kleigrond, conventioneel geteeld en van nederlandse
herkomst
|
Bosplantsoen
|
€ 1,56/st
|
Zand- en veengrond, conventioneel geteeld en van
nederlandse herkomst
|
Bosplantsoen
|
€ 1,28/st
|
Kleigrond; dijktalud
Conventioneel geteeld en van nederlandse herkomst
|
Bosplantsoen
|
€ 2,34/st
|
Aanplant haagplantsoen voor geschoren hagen(2 jarig,
maat 60-100)
|
Kleigrond
|
Haagplantsoen
|
€ 1,56/st
|
Zand – en veengrond
|
Haagplantsoen
|
€ 1,28/st
|
Aanplant onbewortelde wilgenstek voor knotbomen
|
Kleigrond
|
wilgenstek
|
€ 9,79/st
|
Zand- en veengrond
|
wilgenstek
|
€ 7,46/st
|
Indien biologisch geteeld (EKO keurmerk) plantsoen wordt gebruikt worden de
normkosten per eenheid met de volgende bedragen verhoogd:
1. bos- en haagplantsoen; € 0,15 per stuk extra 2. veren; €2,50 per stuk
extra 3. laanbomen; € 5,00 per stuk extra
Vervolg Tabel A1c
|
Plaatsen rasters ter bescherming van beplanting
(alleen van toepassing voor elementen die buiten het erf
worden gerealiseerd )
|
Plaatsen nieuw veeraster, duurzame palen** op 4 meter
afstand met 2 puntdraden (inclusief materiaal)
|
€ 4,16/meter
|
Plaatsen nieuw elektrisch raster, duurzame palen op 10
meter afstand met 2 draden (inclusief materiaal)
|
€ 3,41/meter
|
Plaatsen nieuw schapenraster, duurzame palen op 3 meter,
gelijkmazig zwaar ursusgaas, hoogte 100 cm (inclusief
materiaal)
|
€ 8,78/meter
|
Plaatsen boombeschermer, type schaap
1 duurzame boompaal van 250x10cm, 120 cm pantanetgaas
met maaswijdte van 10x5 cm en hoogte van 150 cm
(inclusief materiaal)
|
€ 17,59/st
|
Plaatsen boombeschermer, type rund
2 duurzame boompalen van 250x10 cm, 150 cm pantanetgaas
met maaswijdte van 10x5 cm en hoogte van 200 cm
(inclusief materiaal)
|
€ 46,26/st
|
* Voor overzicht te subsidiëren soorten en indeling categorieën laanbomen
zie bijlage A1b ** Tot de duurzame palen worden palen van inlandse eik,
tamme kastanje of acacia gerekend.
A2: Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen
voor de aanleg van poelen
Subsidie kan alleen worden verstrekt indien de projectloctatie (1) gelegen
is binnen het aandachtsgebied en (2) de betreffende locatie geschikt is
voor poelaanleg. Een locatie is geschikt als de grondwaterstand tijdens de
zomerperiode niet lager dan 120 cm onder het maaiveld staat. De taluds van
de poel moeten flauw zijn, minimaal 1:3, en de diepte van de poel is
maximaal 2,5 meter. De poel heeft een oppervlakte van maximaal 1.000 m2. Er
vindt geen nevengebruik plaats, met uitzondering van het gebruik als
drinkvoorziening voor vee.
Voor de aanleg en het herstel van een poel zijn de volgende werkzaamheden
subsidiabel: het uitzetten van het object, uitgraven en transport grond,
verwerken vrijkomende grond, het betreffende perceel waarop het zand wordt
verwerkt in oude staat herstellen, herstel rijpaden en rasterkosten ter
bescherming van het element.
Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van een offerte of begroting.
De offerte of begroting wordt getoetst aan Standaard-Eenheids-Prijzen van
Dienst Landelijk Gebied. De totale kosten voor poelenaanleg die voor
subsidie in aanmerking komen is op zand- en veengronden maximaal € 4,00 per
m3 grondverzet (excl. BTW) en € 4,50 per m3 grondverzet (excl. BTW) op
kleigronden. Het grondverzet wordt gesubsidieerd tot maximaal 600 m3 per
poel.
Tabel A2a: Overzicht subsidiemogelijkheden poelenaanleg
Locatie aan te leggen poel *
|
Subsidie per eigendomscategorie
|
Particulier
|
Gemeente / Waterschap
|
Erf in het aandachtsgebied **
|
50% van de kosten met maximum van € 225,00 per poel
(incl. BTW)
|
n.v.t.
|
Overig terrein met een agrarische of natuurbestemming in
het aandachtsgebied
|
80% van de kosten
|
50% van de kosten
|
* Voor beschrijving locatie zie artikel 2 lid n en o. ** Het aandachtsgebied
is gedefinieerd in artikel 2 lid p. In het geval dat aanleg van een poel
plaatsvindt buiten het aandachtgebied, maar binnen een straal van een 100
meter van een bestaand of aan te leggen bos/struweel/houtsingel of moeras
van minimaal 1 hectare plaatsvindt, wordt dit project ook beschouwd als
zijnde een project in een aandachtsgebied.
A3: Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen
voor het herstel van kleine landschapselementen
In de provincie kan aan gemeenten met een subsidieregeling voor periodiek
landschapsonderhoud (bijvoorbeeld de Regeling Etten-Leur of Subsidieregling
Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant) een éénmalige bijdrage worden
toegekend voor het wegwerken van achterstallig onderhoud aan
cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen van particulieren en
gemeente (maximaal 25% van de totale oppervlakte/lengte) buiten het erf op
basis van vastgestelde normbedragen of een offerte.
De normkosten voor herstel van kleine landschapselementen zijn berekend op
basis van de Tijdnormen voor aanleg en onderhoud van natuur, groen en
recreatieve voorzieningen (IMAG; Groene Boek). De berekening van de kosten
is conform de uitgangspunten in de door de Europese Commissie goedgekeurde
landelijke Catalogus Groen-Blauwe Diensten.
De normkosten zijn in tabel A3a opgenomen. Deze normen gelden bij uitvoering
in eigen beheer door de eigenaar. Wanneer het wegwerken van achterstallig
onderhoud door een gemeente gestructureerd wordt opgezet en uitgevoerd
worden door één of meerdere aannemers, wordt subsidie toegezegd op basis van
een offerte. De offerte wordt getoetst aan de normen in tabel A3a.
Tabel A3a: Normen voor het wegwerken van achterstallig onderhoud (incl.
BTW)
Onderdeel
|
Vergoeding per onderhoudsbeurt
|
Houtwallen en houtsingels
|
Werkzaamheden: vellen, snoeien en
verbranden/versnipperen takhout
|
Bedekking > 60% 50-100 stammen per are met diameter
> 9 cm
|
€ 133,76 per are
|
Bedekking 20-60% 9 cm
|
€ 96,68 per are
|
|
Hakhoutbosje
|
Werkzaamheden: vellen, snoeien
|
Bedekking hakhout > 60% 50-100 stammen per are met
diameter > 9 cm
|
€ 55,51 per are
|
Vervolg Tabel A3a
|
Onderdeel
|
Vergoeding per onderhoudsbeurt
|
Elzensingel
|
Werkzaamheden: vellen, snoeien en
verbranden/versnipperen takhout
|
100-150 stammen per 100 meter met diameter > 9
cm
|
€ 4,38,00 per meter
|
50-100 stammen per 100 meter met diameter > 9 cm
|
€ 3,63 per meter
|
9 cm
|
€ 2,70 per 100 meter
|
|
Griendje
|
Werkzaamheden: kappen en neerdrukken
|
|
Bedekking hakhout > 60% 50 stobben per are
|
€ 26,15 per are
|
|
Knotbomen(rij)
|
Werkzaamheden: knotten, takhout versnipperen
|
Diameter stam
|
€ 10,48 per stuk
|
Diameter stam 30-60 cm*, gemiddeld 30 telgen per
knot
|
€ 28,83 per stuk
|
Diameter stam 60-80 cm*, gemiddeld 40 telgen per
knot
|
€ 38,01 per stuk
|
|
Bomen(rij) – bomen ouder dan 20 jaar
|
Werkzaamheden: snoeien en versnipperen takhout
|
Diameter stam 20-40 cm
|
€ 12,00 per stuk
|
Diameter stam 40-80 cm
|
€ 22,69 per stuk
|
Diameter stam > 80 cm
|
€ 35,34 per stuk
|
|
Struweelhaag
|
Werkzaamheden: afzetten struweelhaag en takhout
versnipperen
|
Voor iedere haag
|
€ 390,00 per 100 meter haag
|
|
Poel
|
Werkzaamheden: opschonen van de poel
|
Voor één of meerdere poelen
|
Op basis van een offerte
|
* diameter gemeten op 130 cm boven maaiveld
Bijlage B
Richtlijnen en normen voor het onderdeel Instandhouding kleine
landschapselementen van artikel 13 lid 2 van deze subsidieregeling.
Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen
voor de instandhouding van kleine landschapselementen.
De in deze bijlage opgenomen periodieke bijdragen voor het onderhoud van
landschapselementen is alleen van toepassing op bestaande en nieuwe
landschapselementen op dijken die onderdeel uitmaken van het project Dijk
van een Landschap (Intentieverklaring Dijk van een Landschap). De bijdrage
is 100% van de vastgestelde normbedragen (zie tabel B1a). Een bijdrage kan
verkregen worden voor het onderhoud van landschapsbomen, knotbomen, struweel
en poelen. Voor de poelen geldt dat ze aan de voet van de dijk gelegen
moeten zijn.
In de subsidienorm voor onderhoud van beplantingen is begrepen: het afzetten
van beplantingen, inclusief uitsnoeien en korten van de stammen en het
versnipperen van het takhout voor alle elementen met uitzondering van brede
beplantingselementen omdat bij deze elementen het snoeihout op andere wijze
kan worden verwerkt.
De normkosten voor Instandhouding kleine landschapselementen zijn berekend
op basis van de Tijdnormen voor aanleg en onderhoud van natuur, groen en
recreatieve voorzieningen (IMAG; Groene Boek). De berekening van de kosten
is conform de uitgangspunten in de door de Europese Commissie goedgekeurde
landelijke Catalogus Groen-Blauwe Diensten.
De normkosten zijn in tabel B1a opgenomen. Deze normen gelden bij uitvoering
in eigen beheer door de eigenaar. Wanneer het beheer gestructureerd wordt
opgezet en uitgevoerd worden door één of meerdere aannemers, wordt subsidie
toegezegd op basis van een offerte. De offerte wordt getoetst aan de normen
in tabel A3a.
Tabel B1a: Normen 2006 voor het onderhoud van beplantingen op dijken in het
West-Brabant (project Dijk v/e Landschap)
Onderdeel
|
Vergoeding per onderhoudsbeurt
|
Struweel
|
Werkzaamheden: vellen, snoeien en
verbranden/versnipperen takhout
|
Bedekking > 60% 50-100 stammen per are met diameter
> 9 cm
|
€ 133,76 per are
|
Bedekking 20-60% 9 cm
|
€ 96,68 per are
|
|
Knotbomen(rij)
|
Werkzaamheden: knotten, takhout versnipperen
|
Diameter stam
|
€ 10,48 per stuk
|
Diameter stam 30-60 cm*, gemiddeld 30 telgen per
knot
|
€ 28,83 per stuk
|
Diameter stam 60-80 cm*, gemiddeld 40 telgen per
knot
|
€ 38,01 per stuk
|
|
Bomen(rij) – bomen ouder dan 20 jaar
|
Werkzaamheden: snoeien en versnipperen takhout
|
Diameter stam
|
€ 7,80 per stuk
|
Diameter stam 20-40 cm
|
€ 15,59 per stuk
|
Diameter stam 40-80 cm
|
€ 22,69 per stuk
|
Diameter stam > 80 cm
|
€ 35,34 per stuk
|
|
Poel
|
Werkzaamheden: opschonen poel
|
Voor één of meerdere poelen
|
Op basis van offerte
|
* diameter gemeten op 130 cm boven maaiveld
Bijlage C
Richtlijnen en normen voor het onderdeel natuurbouw van artikel 14 lid 2 van
deze subsidieregeling
Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen
voor kleinschalige natuurontwikkeling
Bijlage C heeft betrekking op de aanleg van natuurvriendelijke oevers en
overige projecten waarbij door ontgraving gunstige situaties voor
natuurontwikkeling worden gecreëerd. In tabel C zijn de subsidiabele
activiteiten omschreven.
Tabel C: Overzicht subsidiabele activiteiten
Onderdeel
|
Te subsidiëren kosten
|
Planvorming
Bestek
|
Uitvoering door aanvrager zelf:
Planvorming: 3% van de uitvoeringskosten
Bestek : 3% van de uitvoeringskosten
Uitvoering door extern adviesbureau:
Planvorming: werkelijke kosten met maximum van 10% van
de uitvoeringskosten
Bestek : werkelijke kosten met maximum van 10% van de
uitvoeringskosten
Tot de uitvoeringskosten worden gerekend de kosten
behorende bij de onderdelen inrichting en overige
kosten.
|
Inrichting
|
De inrichtingskosten komen tot een maximum van € 50.000,-per hectare in te richten
gebied voor subsidie
in aanmerking.
Tot de inrichtingskosten worden gerekend: - het
uitzetten van het object - uitgraven en transport grond
- verwerken vrijkomende grond, indien van toepassing het
betreffende perceel waarop de vrijkomende grond wordt
verwerkt in oude staat herstellen - herstel rijpaden -
rasterkosten ter bescherming van het element
De kosten van uitbestede werken als van werken die in
eigen beheer worden uitgevoerd ten behoeve van de
inrichting van een gebied zijn subsidiabel. Het
subsidiebedrag wordt toegekend op basis van een
begroting of een of meerdere offerte(s).
De begroting of offerte wordt getoetst aan de
Standaard-Eenheids-Prijzen Dienst Landelijk Gebied.
|
Overige kosten
|
Archeologisch onderzoek:
Legeskosten:
Kosten bemonstering ten behoeve van inrichting:
Uitvoeringskosten, algemene kosten, winst en
risico:
Onvoorzien:
|
Werkelijke kosten subsidiabel
Werkelijke kosten subsidiabel
Werkelijke kosten subsidiabel
Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 15% van
de totale uitvoeringskosten.
Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 10% van
de totale uitvoeringskosten.
|
Bijlage D
Richtlijnen en normen voor het onderdeel Biotoopverbetering van artikel 15
lid 2 van deze subsidieregeling
Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen
voor biotoopverbetering
Bijlage D heeft betrekking op de aanleg van voorzieningen voor kwetsbare
diersoorten die niet in het kader van artikel 14 gesubsidieerd kunnen
worden. Voorzieningen waar aan gedacht kan worden zijn ondermeer aanleg van
steile wanden voor oeverzwaluwen en aanleg van vleermuizenverblijven. Bij
een aanvraag van een dergelijke voorziening zal de Stichting zich laten
adviseren door terzake deskundige over de ecologische meerwaarde van de
voorziening. In tabel D zijn de subsidiabele activiteiten nader
omschreven.
Tabel D: Overzicht subsidiabele activiteiten
Onderdeel
|
Te subsidiëren kosten
|
Planvorming
Bestek
|
Uitvoering door aanvrager zelf:
Planvorming: 3% van de uitvoeringskosten
Bestek: 3% van de uitvoeringskosten
Uitvoering door extern adviesbureau:
Planvorming: werkelijke kosten met maximum van 10% van
de uitvoeringskosten
Bestek: werkelijke kosten met maximum van 10% van de
uitvoeringskosten
Tot de uitvoeringskosten worden gerekend de kosten
behorende bij de onderdelen inrichting en overige kosten
(aanneemsom)
|
Inrichting
|
Tot de inrichtingskosten worden gerekend: - het
uitzetten van het object - het aanbrengen van de
betreffende voorziening
De kosten van uitbestede werken als van werken die in
eigen beheer worden uitgevoerd ten behoeve van de
voorziening zijn subsidiabel. Het subsidiebedrag wordt
toegekend op basis van een begroting of een of meerdere
offerte(s).
|
Overige kosten
|
Legeskosten:
Uitvoeringskosten, algemene kosten, winst en
risico:
|
Werkelijke kosten subsidiabel
Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 20% van
de totale uitvoeringskosten.
|
Onvoorzien
|
Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 10% van
de totale uitvoeringskosten.
|
Bijlage E
Richtlijnen en normen voor het onderdeel Ecologische verbindingszones ter
uitvoering van artikel 16 lid 6 van deze subsidieregeling, deels van
overeenkomstige toepassing op het onderdeel Ontsnippering van gemeentelijke
wegen (artikel 17 lid 6).
Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen
voor ecologische verbindingszones.
Bijlage E heeft betrekking op de aanleg van ecologische verbindingszones en
deels ontsnippering van gemeentewegen. In tabel E zijn de subsidiabele
activiteiten nader omschreven.
Onderdeel
|
Te subsidiëren kosten
|
Planvorming, bestek en directievoering
|
Planvorming
Bestek
|
Uitvoering door waterschap of gemeente zelf:
Planvorming: 3% van de uitvoeringskosten
Bestek: 3% van de uitvoeringskosten
Uitvoering door extern adviesbureau:
Planvorming: werkelijke kosten met maximum van 10% van
de uitvoeringskosten
Bestek: werkelijke kosten met maximum van 10% van de
uitvoeringskosten
Tot de uitvoeringskosten worden gerekend de kosten
behorende bij de onderdelen inrichting en overige kosten
(aanneemsom)
|
Kosten voor aankoop of inbreng van eigen gronden ten
behoeve van een ecologische verbindingszone door
waterschap en/of gemeente
|
Aankoop/ontpachting gronden algemeen:
|
- In het buitengebied komt gemiddeld 2,5 hectare grond
per strekkende kilometer verbindingszone voor subsidie
in aanmerking. - Binnen bestaand stedelijk gebied is
gemiddeld 5,0 hectare grond per strekkende kilometer
verbindingszone subsidiabel.
|
Aankoop van gronden:
|
Subsidiabel zijn de kosten voor grondaankoop mits zij
niet uitstijgen boven hetgeen gebruikelijk is volgens
Bureau Beheer Landbouwgronden van de Dienst Landelijk
Gebied. Afwijkende situaties moeten voorgelegd worden
aan Adviescommissie EVZ.
|
Vervolg Tabel E
|
|
Waardedaling
|
Subsidiabel zijn de kosten voor waardedaling van de
inzet van eigen agrarische gronden van waterschap en/of
gemeente, mits deze niet uitstijgen boven hetgeen
gebruikelijk is volgens Bureau Beheer Landbouwgronden
van de Dienst Landelijk Gebied. Voor de restwaarde van
gronden die omgezet worden in ‘natuur’ wordt 10 % van de
grondprijs aangehouden.
|
Ontpachting:
|
Subsidiabel zijn de kosten voor ontpachting mits zij
niet uitstijgen boven hetgeen gebruikelijk is volgens
Bureau Beheer Landbouwgronden van de Dienst Landelijk
Gebied.
|
Personeelskosten voor verwerving en/of ontpachting:
|
Werkelijke kosten tot een maximum van 5% van de som van
de grondprijs.
|
Notariële kosten:
|
Werkelijke kosten subsidiabel
|
Onderdeel
|
Te subsidiëren kosten
|
Inrichting
|
Inrichting algemeen:
|
De kosten van uitbestede werken als van werken die in
eigen beheer worden uitgevoerd ten behoeve van de
inrichting van de ecologische verbindingszone met een
gemiddelde breedte van 25 meter in het buitengebied en
50 meter binnen het stedelijk zijn subsidiabel.
De inrichtingskosten komen tot een maximum van € 50.000,- per hectare in te richten
zone voor subsidie in
aanmerking. Afwijkende situaties moeten voorgelegd
worden aan Adviescommissie EVZ.
De begroting wordt getoetst aan de hand van de
Standaard-Eenheids-Prijzen (SEP) Dienst Landelijk
Gebied.
|
Kleinschalige faunavoorzieningen voor landnatuur:
|
Zie artikel 17: Ontsnippering van gemeentelijke
wegen
|
Overige kosten
|
Archeologisch onderzoek:
|
Werkelijke kosten subsidiabel
|
Vooronderzoek kabels en leidingen:
|
Werkelijke kosten subsidiabel
|
Legeskosten:
|
Werkelijke kosten subsidiabel
|
Kosten bemonstering ten behoeve van inrichting:
|
Werkelijke kosten subsidiabel
|
Uitvoeringskosten , algemene kosten, winst en
risico:
|
Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 20% van
de totale uitvoeringskosten
|
Onvoorzien:
|
Subsidiabel zijn de kosten tot een maximum van 10% van
de totale uitvoeringskosten
|
Kosten opstellen accountantsverklaring:
|
Werkelijke kosten subsidiabel
|
Bijlage F
Richtlijnen en normen voor het onderdeel Herstel en behoud monumentale lanen
op landgoederen ter uitvoering van artikel 18 lid 4 van deze
subsidieregeling.
Subsidiabele activiteiten, criteria en randvoorwaarden en subsidienormen
voor herstel en behoud monumentale lanen op particuliere landgoederen
De subsidiabele activiteiten, criteria, randvoorwaarden en subsidienormen
voor het herstel en behoud van monumentale lanen op landgoederen zijn
vastgelegd in het beoordelingskader Behoud en herstel van monumentale lanen
op particuliere landgoederen (GS 22 april 2008), een en ander zoals dit door
Gedeputeerde Staten is vastgesteld en gepubliceerd in het Provinciaal blad.
Hierin zijn zowel de criteria en voorwaarden opgenomen waaraan een
lanenplan–zoals bedoeld in artikel 18 lid 3– moet voldoen, als ook de
uitvoeringsmaatregelen welke voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen.
Op basis van deze criteria worden subsidiebeschikkingen opgesteld. In
bijzondere gevallen kunnen GS alleen op basis van een advies van de
commissie van experts voor de beoordeling van lanenplannen hiervan
afwijken.
Bijlage G
Handreiking inrichtingsvisie ecologische verbindingszones, vastgesteld door
de Adviescommissie EVZ op 16 oktober 2007
De Adviescommissie EVZ toetst subsidieaanvragen voor ecologische
verbindingszones, welke in het kader van deze subsidieregeling bij het
Coördinatiepunt Landschapsbeheer zijn ingediend. De Adviescommissie richt
zich daarbij met name op de ecologische onderbouwing van inrichtingsvisies.
Het uitgangspunt van de commissie daarbij is dat in een goede visie de
volgende vragen worden beantwoord:
1. Welke natuurgebieden worden door de ecologische verbindingszone
verbonden?
Het kan daarbij gaan om natuurgebieden van de ecologische hoofdstructuur,
maar ook om andere voor specifieke soorten relevante leefgebieden, zoals
dassenleefgebied of struweelvogelgebied. In sommige gevallen kan ook het
gebied van de verbindingszone zelf bijzondere natuurwaarden hebben. In de
visie worden de betreffende natuurgebieden genoemd en wordt een korte
karakterisering van de natuurwaarden in deze gebieden gegeven (inclusief
bronvermelding).
2. Voor welke (doel)soorten in de te verbinden natuurgebieden is de
ecologische verbindingszone van belang? Is er een goede analyse gemaakt ten
aanzien van de keuze van deze doelsoorten?
Uit de visie moet duidelijk worden welke soorten er in de te verbinden
natuurgebieden voorkomen (inclusief bronvermelding), en voor welke van die
soorten de ecologische verbindingszone van belang kan zijn. Het kan daarbij
gaan om soorten die al in (één van de) betreffende gebieden voorkomen, maar
ook om soorten waarvoor de te verbinden gebieden in potentie geschikt
zijn.
In de visie wordt tevens een nadere onderbouwing gegeven bij de selectie van
de doelsoorten. Daaruit moet blijken dat verwacht mag worden dat de soorten
waarvoor de verbindingszone wordt ingericht, ook daadwerkelijk van de
verbindingszone gebruik zullen gaan maken. Het heeft daarbij de voorkeur om
te kiezen voor een beperkt aantal doelsoorten, en niet een opsomming te
geven van alle mogelijke doelsoorten [1]
Past het gekozen ambitieniveau (doelsoorten) bij de feitelijke mogelijkheden
voor de verbindingszone?
Het ambitieniveau voor de ecologische verbindingszone moet overeenstemmen
met de mogelijkheden die er voor inrichting zijn. Als een ecologische
verbindingszone door stedelijk gebied loopt, dan heeft het mogelijk weinig
zin om voor een doelsoort te kiezen die stedelijk gebied mijdt, ook al zou
de verbindingszone in potentie veel meerwaarde voor die soort kunnen hebben.
Het is dan waarschijnlijk beter om het ambitieniveau te richten op een soort
die wel van de verbindingszone gebruik kan maken. Een ander voorbeeld is
wanneer een bepaalde doelsoort dusdanig hoge eisen aan zijn leefgebied stelt
(qua milieu of qua oppervlakte), en verwacht wordt dat binnen de voor een
verbindingszone beschikbare ruimte niet aan deze eisen voldaan kan worden.
Indien er geen mogelijkheden zijn om alsnog aan deze eisen te voldoen, dan
is het waarschijnlijk beter om het ambitieniveau aan te passen.
Overigens is het van belang om niet alleen een onderbouwing te geven bij de
keuze voor de doelsoorten waarvoor wel gekozen is, maar deze onderbouwing
ook te geven voor de doelsoorten waarvoor niet gekozen is. Alleen wanneer
deze informatie is toegevoegd, kan een goed oordeel over een
inrichtingsvisie worden gegeven.
4. Is de inrichting en het beheer van de verbindingszone afgestemd op de
gekozen doelsoorten?
In de visie is aangegeven welke eisen de gekozen doelsoorten aan hun leef-
of verspreidingsgebied stellen, en dat dit zijn doorvertaling heeft gekregen
in het inrichtingsplan. Belangrijk is ook dat uitgewerkt wordt welk
ecologisch beheer er nodig is om ook op de langere termijn de
verbindingszone voor deze soort geschikt te houden.
5. Hoe wordt het ecologische functioneren en recreatief medegebruik op
elkaar afgestemd?
In de visie is aangegeven waar –en met welke frequentie– er binnen de
verbindingszone sprake is van recreatief medegebruik, en door middel van
welke maatregelen voorkomen wordt dat er verstoring van de verbindingszone
plaatsvindt.
Over het algemeen is een ecologische verbindingszone goed te combineren met
(extensief) recreatief medegebruik, mits er hiermee bij de inrichting
rekening wordt gehouden. De mogelijkheden van recreatief medegebruik wordt
vanzelfsprekend mede bepaald door de voor de verbindingszone beschikbare
ruimte: in een EVZ met een gemiddelde breedte van 25 meter is meer mogelijk
dan in een EVZ met de minimale breedte van 10 meter.
6. Past de inrichting bij de landschapsecohydrologische structuur van het
gebied, en is rekening gehouden met archeologische, aardkundige en
cultuurhistorische aspecten?
De Adviescommissie neemt deze aspecten bij de beoordeling van
inrichtingsvisie zijdelings mee en adviseert zonodig over opvallende zaken.
Onder ‘opvallende zaken’ kan worden verstaan: · een voorstel tot bosaanleg
in een gebied met een typisch open landschappelijk karakter; · het voorstel
tot hermeandering van een gegraven waterloop (graaf, leij, turfvaart); · het
voorstel tot een inrichtingsprofiel van een laaglandbeek in de bovenloop van
een waterloop of omgekeerd; · het voorstel om een natte EVZ aan te leggen
over of door een dekzandrug; · het voorstel om een gebied in te richten
volgens het natuurdoeltype ‘nat schraalland’ op een locatie waar geen kwel
verwacht wordt.
Het heeft daarom meerwaarde wanneer in een visie kort wordt aangegeven of
bovengenoemde aspecten relevant zijn voor het gebied waarin de betreffende
verbindingszone is gelegen en hoe dit heeft doorgewerkt in de
inrichting.(Ten aanzien van aardkundige, archeologische en
cultuurhistorische waarden verdient het aanbeveling om hierover vooraf te
overleggen met de provinciaal adviseur.)
In meer algemene zin stelt de Adviescommissie een korte en bondige
rapportage op prijs. Als richtlijn kan worden meegegeven dat de ecologische
onderbouwing (vraag 1 t/m 3) voor één ecologische verbindingszone in
maximaal 1 à 2 A4 beantwoord moet kunnen worden.
[1] Dit is een essentieel onderdeel van de visie. Het gaat hier in feite om
de vraag welke functie de ecologische verbindingszone binnen de EHS kan
vervullen. Een veelgemaakte denkfout is dat er hier vanuit de
verbindingszone zelf geredeneerd wordt in plaats vanuit deze verbindende
functie van de verbindingszone. (Dus niet: ‘het is een natte EVZ; als
doelsoort kiezen we daarom voor soorten van natte biotopen’, maar wel ‘de
EVZ verbindt twee populaties van soort X; de EVZ wordt daarom ingericht
zodat in ieder geval soort X van deze zone gebruik kan maken.’)