Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten op grond van artikel 16 en 19d van de Natuurbeschermingswet
bevoegd zijn om vergunningen te verlenen voor het verrichten van bepaalde handelingen
in beschermde natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden;
Overwegende dat de waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel, de Brabantse
terreinbeherende instanties en natuurorganisaties en de Brabantse land- en tuinbouwsector,
vertegenwoordigd door Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie op 31 januari 2014
de “intentieovereenkomst beregenen uit grondwater” hebben ondertekend, die meer flexibiliteit
voorstaat in het beregeningsbeleid waar dit niet ten koste gaat van het behoud en
herstel van grondwaterafhankelijke natuurwaarden in Natura 2000-gebieden;
Overwegende dat het nieuwe beregeningsbeleid uitgaat van beschermingszones rond Natura-2000
gebieden waarbinnen een stand-stillbeleid ten aanzien van beregening van kracht blijft
terwijl buiten deze zones het beleid voor beregenen flexibeler zal worden;
Overwegende dat om flexibeler te mogen beregenen voorafgaand waterconserverende of
waterbesparende maatregelen zijn getroffen, die zijn vastgelegd in een bedrijfswaterplan;
Overwegende dat dit resulteert in een vergunningenbeleid op basis van artikel 6.4
van de Waterwet, nader uitgewerkt in de keur van de waterschappen en de daarbij behorende
beleidsregels en algemene regels;
Overwegende dat de Brabantse waterschappen, in een passende beoordeling als bedoeld
in artikel 19 van de Natuurbeschermingswet 1998, de mogelijke effecten van dit nieuwe
vergunningenbeleid op de eco-hydrologische instandhoudingsdoelen van de desbetreffende
Natura 2000-gebieden hebben beoordeeld;
Overwegende dat de waterschappen Aa en Maas en Brabantse Delta, na belanghebbenden
volgens de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid
te hebben gesteld hun zienswijze op de beleidsvoornemens en de daaraan ten grondslag
liggende stukken kenbaar te maken, krachtens de keur d.d. 6 juni 2014 van het waterschap
Aa en Maas en de keur van waterschap Brabantse Delta d.d. 11 juni 2014 respectievelijk
de daarbij behorende algemene regels d.d. 10 juni 2014 van waterschap Aa en de algemene
regels van het waterschap Brabantse Delta d.d. 17 juni 2014 het nieuwe beregeningsbeleid
hebben vastgesteld;
Overwegende dat hiermee is voldaan aan de eisen van een zorgvuldige voorbereiding
zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht;
Overwegende dat de resultaten van de passende beoordeling naar het oordeel van Gedeputeerde
Staten kunnen dienen als toetsingskader voor de Natuurbeschermingswet 1998, waar
het gaat om het uitsluiten van significant negatieve effecten op Natura 2000-gebieden
als gevolg van het nieuwe beregeningsbeleid;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten de wens hebben om, ten aanzien van de vergunningplicht
op grond van artikel 16 en 19b van de Natuurbeschermingswet 1998, op uniforme wijze
om te gaan met agrarische beregening uit grondwater en besloten hebben dit vast te
leggen in onderhavige beleidsregel;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling;
Algemene toelichting
De waterschappen Aa en Maas, Brabantse Delta en De Dommel streven naar een nieuw
en flexibeler beleid voor agrarische beregeningen. Een flexibeler en meer gebiedsgedifferentieerd
beleid sluit beter aan bij zowel de uitgangspunten van landbouworganisaties als die
van natuurorganisaties. Ook kan daarmee de grondwatervoorraad beter beschermd worden.
De waterschappen hebben met de Zuidelijke Land- en Tuinorganisatie, de Brabantse
Milieu Federatie en de terreinbeheerders op 31 januari 2014 een intentieovereenkomst
getekend waarin de uitgangspunten van het beleid zijn bekrachtigd. De waterschappen
Aa en Maas en Brabantse Delta hebben inmiddels de hiervoor bedoelde regelgeving vastgesteld.
Om de Natura 2000-gebieden voldoende te beschermen zijn robuuste beschermingzones
rondom Natura 20000 opgesteld. Het beheergebied van het waterschap De Dommel is voorlopig
uitgezonderd in deze beleidsregel omdat Waterschap De Dommel nog geen beschermingszones
zoals in deze beleidsregel bedoeld heeft aangewezen.
Er zijn meerdere Natura 2000- gebieden en beschermde natuurmonumenten aanwezig in
de provincie Noord-Brabant en aangrenzende provincies alsook in België. Per gebied
zijn door het Rijk instandhoudingsdoelen vastgesteld. Bij deze instandhoudingsdoelen
gaat het om behoud of uitbreiding van de omvang en verbetering van de kwaliteit van
habitattypen en het leefgebied van soorten en broedvogels. In veel Natura 2000-gebieden
in de provincie Noord-Brabant is de grondwaterstand een belangrijke randvoorwaarde
voor de instandhoudingsdoelen. Daarom hebben de Brabantse waterschappen Aa en Maas,
De Dommel en Brabantse Delta een passende beoordeling opgesteld waarin de mogelijke
significant negatieve effecten van het nieuwe beregeningsbeleid op de Natura 2000-gebieden
zijn beoordeeld.
Rond de Natura 2000 gebieden in de provincie Noord-Brabant zijn robuuste beschermingszones
gesitueerd. Deze bieden bescherming aan de Natura 2000 gebieden. De grenzen van de
beschermingszones zijn getrokken op basis van een worst-case scenario aan de hand
van de meteorologische gegevens over langere termijn en daaruit de extremen en maximaal
toelaatbare daling van stijghoogten of fluxen. Buiten deze begrenzingen kunnen de
mogelijkheden van het nieuwe, meer flexibele beregeningsbeleid worden benut. Binnen
de zones blijft het oorspronkelijke beleid van de waterschappen, te weten geen nieuwe
onttrekkingen en verplaatsingen, urenverbod en voorjaarsverbod grasland, van kracht.
Buiten deze zones kan meer flexibel beregend worden mits voorafgaand waterbesparende
maatregelen zijn getroffen, vastgelegd in een bedrijfswaterplan en de randvoorwaarden
in de algemene regels op basis van de keuren worden nageleefd. De flexibiliteit die
momenteel vanuit de waterschappen Aa en Maas en Brabantse Delta wordt geboden bestaat
hoofdzakelijk uit het:
- opheffen van het voorjaarsverbod voor wat betreft de beregening van grasland in
de maanden april en mei en opheffing van het urenverbod, namelijk geen beregening
van grasland in de maanden juni en juli tussen 11.00 en 17.00 uur;
- toestaan van nieuwe onttrekkingen van grondwater en het verplaatsen van bestaande
onttrekkingsputten.
Met de beschermingzones en de voorwaarden aan het beleid zijn significant negatieve
effecten op Natura 2000-instandhoudingsdoelen uitgesloten. Daarom kunnen de beschermingszones
en voorwaarden van het waterschapsbeleid ook dienen als basis voor de besluitvorming
in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Begripsbepalingen
Onderdeel e Waterschap
Binnen het beheersgebied van het waterschap de Dommel geldt het oorspronkelijke beleid
nog, te weten geen nieuwe onttrekkingen en verplaatsingen, urenverbod en voorjaarsverbod
grasland. De regels uit deze beleidsregel zijn daarmee niet van toepassing op het
beheersgebied van waterschap de Dommel.
Artikel 2 Toepassingsbereik
De voorschriften en beperkingen vanuit andere wettelijke kaders, al dan niet door
of vanwege het waterschap gesteld, blijven naast deze beleidsregel onverkort van
toepassing. Daarom wordt het toetsingskader waarvoor de beleidsregel relevant is vermeld
in de tekst van artikel 2.
Artikel 3 Vereisten agrarische beregeningen
Het nieuwe beregeningsbeleid is tot stand gekomen op basis van een passende beoordeling,
dit om te bereiken dat ook aan de eisen van de Natuurbeschermingswet 1998 kan worden
voldaan.
Als een passende beoordeling is opgesteld volgens de eisen die daaraan vanuit het
kader van de Natuurbeschermingswet worden gesteld is het vervolgens redelijk dat de
provincie het flexibele beregeningsbeleid faciliteert met deze beleidsregel. Met deze
beleidsregel is het aanvragen van afzonderlijke vergunningen op basis van artikel
16 en 19d van de Natuurbeschermingswet voor degenen die van het flexibele beleid gebruik
willen maken niet nodig, voor zover de agrarische beregening blijft binnen de randvoorwaarden
van de algemene regels krachtens de keuren van de waterschappen en deze beleidsregel.
Deze onttrekkingen worden op grond van de passende beoordeling gekarakteriseerd als
‘niet Nbwet-vergunningplichtig’. Er is derhalve geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet
1998 nodig.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter
|
de secretaris
|
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
|
mw. ir. A.M. Burger
|