Toelichting behorende bij de Subsidieregeling kunsteducatie en amateurkunstbeoefening
Noord-Brabant.
Algemeen
Met deze regeling wordt beoogd om het provinciale cultuursysteem en meer specifiek
de kunsteducatie en kunstbeoefening te versterken door het geven van impulsen aan
scholen voor voortgezet onderwijs, de kunstencentra in de provincie Noord-Brabant
en door het ondersteunen van amateurkunstorganisaties die provinciaal opereren en
die zich artistiek of bestuurlijk-organisatorisch onderscheiden.
Het doel is om, door het verstrekken van subsidie, maatschappelijk effecten te bereiken.
Een maatschappelijk effect van kunstbeoefening is dat kunstbeoefening kan leiden tot
ontwikkeling van talenten van de inwoners van de provincie Noord-Brabant. Daarnaast
heeft kunstbeoefening een effect op de sociale cohesie in een gemeenschap. Immers,
mensen komen bij elkaar en gaan gezamenlijk iets maken. Ook is kunstbeoefening een
kweekvijver voor talent en kan worden beschouwd als een proeftuin. Ideeën kunnen eerst
worden uitgeprobeerd met vrijwilligers en bij succes doorontwikkeld worden naar professionele
schaal. Voorts heeft kunstbeoefening een economisch effect omdat het leidt tot investeringen
van individuen en organisaties in bijvoorbeeld zalen, materialen en scholing. Tenslotte
verschaft kunstbeoefening werk aan kunstprofessionals die daardoor in de provincie
Noord-Brabant blijven waardoor het cultureel systeem van Brabant vitaal blijft.
De regeling bestaat uit vier onderdelen, namelijk kunsteducatie in het voortgezet
onderwijs, provinciaal opererende amateurkunstorganisaties, stimulering ontwikkeling
kunstencentra, crowdfunding en jeugdcultuurfonds.
Een extra stimulans voor cultuureducatie in het voortgezet onderwijs.
Deze subsidieregeling maakt het mogelijk dat VO-scholen net dat stapje extra zetten
om hun cultuureducatieve activiteiten een kwaliteitsimpuls te geven. Juist dat geeft
kennismaken, leren, doen en talentontwikkeling verder handen en voeten. Onderwijs
is immers de vanzelfsprekende, want laagdrempelige, manier om veel kinderen en jongeren
te bereiken. In tegenstelling tot het Rijk vindt de provincie cultuureducatie in
het voortgezet onderwijs wel belangrijk. Het helpt jongeren zichzelf breed te ontplooien
en ontwikkelingen in de samenleving te duiden en beter te begrijpen.
Deze paragraaf is gekoppeld aan het project De Cultuur Loper. Dit project is opgezet
in het kader van het landelijke regeling Cultuureducatie met kwaliteit. Daarin krijgt
iedere provincie de mogelijkheden om met het primair onderwijs gezamenlijk te werken
aan de verdieping en verankering van cultuureducatie in het onderwijs. Conform de
eisen van het Rijk speelt dit project zich hoofdzakelijk af in het primair onderwijs.
Het voortgezet onderwijs wordt hier nauwelijks in meegenomen; slechts 10% van de begroting
mag worden besteed aan de ontwikkeling van kunstonderwijs in het voortgezet onderwijs.
Er wordt door de partners in dit project veel waarde gehecht aan het creëren van een
doorlopende leerlijn van vier tot achttien jaar. Daarom is er gekozen voor een mogelijkheid
voor scholen om subsidieaanvragen te doen die het kunstonderwijs in het voortgezet
onderwijs een stimulans geven.
Versterking van de artistieke kwaliteit en de organisatiegraad van de amateurkunst
in onze provincie.
Er wordt met name aan een verdere versterking van de belangenbehartiging door de koepels
gewerkt. Een tweede doel is het delen van kennis. Koepels fungeren nog te veel als
eilandjes die te weinig met elkaar en andere beleidsvelden verbonden zijn.
Ook stimuleert deze regeling dat amateurkunstorganisaties zichtbaar zijn: hun activiteiten
moeten beter bekend worden bij grote groepen inwoners van Noord-Brabant. De activiteiten
moeten bijdragen aan een eigentijds en positief imago voor de amateurkunst. Daarnaast
wordt ook de verankering richting andere beleidsdomeinen gestimuleerd. Enerzijds stimuleert
de regeling dus nieuwe ontwikkelingen. anderzijds bouwt ze de “oude” wijze van ondersteuning
af. Dit proces van vernieuwing wordt gemonitord door een nieuwe adviescommissie amateurkunst,
bestaande uit sleutelfiguren met veel kennis van de sector. De leden zullen met hun
inbreng samen met Kunstbalie zorg dragen voor een goede doorontwikkeling van de provinciale
amateurkunst in Brabant.
Een hoge cultuurparticipatie van mensen (zowel actief als receptief) kan bereikt worden
door lokaal mogelijkheden te creëren om kennis te maken met de kunsten, mogelijkheden
te creëren om een kunstdiscipline eigen te maken (ambacht) en door te stimuleren dat
mensen ook daadwerkelijk het geleerde in de praktijk brengen (actieve kunstbeoefening
in bijvoorbeeld een lokale amateurkunstorganisatie). Bovenstaande speelt zich hoofdzakelijk
lokaal af, binnen een lokale gemeenschap. Financiering daarvoor dient ook hoofdzakelijk
lokaal te worden gevonden, bijvoorbeeld via de subsidiëring bij gemeenten of lokale
sponsoring.
De provinciale rol in de lokale cultuurparticipatie bestaat uit het subsidiëren van
uitzonderlijke projecten en ontwikkelingen die een voorbeeld zouden kunnen zijn voor
soortgelijke organisaties. Daarmee worden interessante lokale ontwikkelingen naar
een provinciaal niveau getild.
Naast een sterk lokaal veld waarin bovenstaande functies op een adequate manier zijn
ingevuld, is het belangrijk dat er op provinciaal niveau sprake is van een goede vertegenwoordiging
van de amateurkunstsector, concoursen, wedstrijden en top-ensembles en een verbinding
met landelijke en professionele organisaties. Deze zaken zijn van belang voor de lokale
organisaties omdat zij nieuwe impulsen afgeven, ontwikkelingen duiden en lokaal talent
de mogelijkheid bieden om door te groeien. Deze paragraaf is met name gericht op het
subsidiëren van organisaties die hierin voorzien op provinciaal niveau.
Het ondersteunen van centra voor de kunsten bij de gewenste transitie als gevolg van
de veranderingen in vraag en aanbod van de amateurkunstbeoefening.
Daarnaast willen de centra voor de kunsten zich ontwikkelen als partner in het realiseren
van nieuwe maatschappelijke opgaven op grond van de Participatiewet en nieuwe Wet
maatschappelijke ondersteuning. Dit heeft als gevolg gehad dat Kunstbalie en de centra
voor de kunsten gezamenlijk hebben nagedacht over een nieuwe vorm van samenwerking.
Dit is op hoofdlijnen vastgelegd in het Manifest van Veghel. Hierin is de dienstverlening
van Kunstbalie (2e lijn) en de dienstverlening van de centra (1e lijn)beschreven.
Uitgangspunt is dat Kunstbalie per centrum maatwerk levert. De subsidieregeling is,
naast de afspraken die worden gemaakt in de "lokale werkafspraken", te zien als een
uitwerking van het manifest.
Met behulp van deze paragraaf worden projecten mogelijk gemaakt die verbindingen leggen
tussen cultuur, onderwijs, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Zo
wordt gewerkt aan het nog beter ondersteunen van de culturele levensloop. Essentieel
voor het bereiken van het gewenste effect is dat projecten die worden aangevraagd
goed beleidsmatig zijn ingebed. Dat betekent dat projecten altijd bijdragen aan een
strategische doelstelling. Daarnaast is lokale samenwerking essentieel waarbij het
kunstencentrum de regie heeft. Dit heeft ook een effect naar het provinciale niveau,
omdat de centra een van de weinige professionele organisaties zijn die een regierol
kunnen spelen in lokaal amateurveld waarin veel vrijwilligers actief zijn.
Het stimuleren van knowhow bij amateurkunstorganisaties om gebruik te maken van crowdfunding.
Cultuur moet breder ingebed worden in onze samenleving. Niet alleen publieke middelen
maar ook private middelen moeten meer worden benut. Dit vraagt nieuwe expertise en
een andere oriëntatie op de buitenwereld. De subsidieregeling moedigt die oriëntatie
aan en “beloont” organisaties die naar andere samenwerkingsverbanden op zoek gaan.
In het voorjaar van 2014 is het jeugdcultuurfonds Brabant opgericht. De doelstelling
van het fonds is om kinderen te ondersteunen, die door het ontbreken van financiële
middelen bij de ouders of verzorgers, geen lid kunnen worden van een amateurkunstvereniging
of zich niet kunnen scholen in een bepaalde kunstdiscipline.
Het fonds is een afdeling van het landelijke jeugdcultuurfonds en is bedoeld voor
gemeenten met minder dan 100.000 inwoners die geen eigen jeugdcultuurfonds kunnen
oprichten. Het werkt als volgt: een gemeente legt een bedrag in voor de deelname van
haar eigen inwoners; het fonds vult dat bedrag aan met extra middelen die zij door
middel van fondsenwerving heeft verkregen. Aanvragen lopen via een netwerk van intermediairs
(bijvoorbeeld leerkrachten en maatschappelijk werkers) uit de deelnemende gemeente.
De provincie Noord-Brabant wil stimuleren dat gemeenten zich aansluiten bij dit fonds
en wil door middel van deze regeling het door gemeenten ingelegde bedrag verhogen
door het verstrekken van een eenmalige subsidie. De hoogte van de subsidie is gebaseerd
op het aantal kinderen in de doelgroep (dat wil zeggen het aantal kinderen dat leeft
op het bestaansminimum zoals vastgesteld door het CBS).
Juridisch kader
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening
Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van
subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat
onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor
Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de
meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk.
Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing
zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Subsidies en Europese staatssteunregels
In het kader van staatssteun is er voor gekozen om voor de paragrafen 1 tot en met
4 van deze regeling aan te sluiten bij de vrijstellingsvereisten van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
In artikel 47 van deze verordening is bepaald dat onder bepaalde voorwaarden steun
voor cultuur en instandhouding van het erfgoed is toegestaan.
Artikelsgewijs
Artikel 6 Subsidievereisten
Eerste lid, onder c, en artikel 36, onder d, Goed ondernemerschap
Goed ondernemerschap van organisaties die actief zijn in de kunstensector is van groot
belang voor een gezonde sector op de langere termijn. Momenteel neemt het aantal organisaties
in de kunsten af doordat opdrachtgevers ten gevolge van bezuinigingen andere prioriteiten
hebben. Hierdoor komt er meer ruimte voor het particulier initiatief. Dat is op zich
geen verkeerde ontwikkeling, maar het goed ondernemerschap mag daarbij niet uit het
oog worden verloren. Van belang is dan ook dat deze organisaties gebruik blijven maken
van goed gekwalificeerde docenten en een passend salaris betalen, zodat het vak aantrekkelijk
blijft en de sector blijft voortbestaan.
Artikel 20 Subsidievereisten
Eerste lid, onder d, Zichtbaarheid
Door bij te dragen aan de zichtbaarheid zorgen amateurkunstorganisaties ervoor dat
de inwoners van de provincie Noord-Brabant gemakkelijk kennis kunnen nemen van hun
activiteiten. Te vaak zijn er prachtige projecten, tentoonstellingen of voorstellingen
waarvan slechts de directe kring rondom de organisatie op de hoogte is. Met dit vereiste
wordt beoogd om organisaties te stimuleren goed te communiceren over wat ze doen.
De redenering is dat bekendheid bij het grote publiek een blijvende instroom van mensen
in de sector creëert, waardoor problemen als vergrijzing, een gebrek aan vrijwilligers
en marginalisering van de amateurkunst wordt tegengegaan en wellicht op termijn voorkomen.Eerste lid, onder e, Ontwikkeling
Met ontwikkeling van de amateurkunst wordt bedoeld dat amateurkunstorganisaties zich
moeten blijven doorontwikkelen; niet alleen artistiek maar juist ook organisatorisch
en bestuurlijk. De verwachting is dat in de toekomst de amateurkunst op een andere
manier wordt beoefend dan nu. Dit komt onder andere naar voren uit het onderzoek SCP
beoefening amateurkunst 2010. De eerste tekenen daarvan zijn nu al zichtbaar. Er zal
door amateurkunstbeoefenaars onder andere meer gebruik gemaakt gaan worden van internet
en er zal minder behoefte zijn aan een vast lidmaatschap van een amateurkunstorganisatie.
De amateurkunstorganisaties zullen, om te kunnen blijven voortbestaan, zich moeten
aanpassen aan deze ontwikkelingen. De provinciaal opererende amateurkunstorganisaties
dienen hierin een voortrekkersrol te vervullen.Tweede lid Koepelorganisatie of bond
De belangrijkste taak van deze organisaties is de belangenbehartiging van hun achterban.
Zij moeten daarom ook laten zien hoe zij verbonden zijn met hun achterban en hoe hun
activiteiten voortvloeien uit de wensen en behoeften van de achterban. Zij kunnen
dit vervolgens omzetten in een werkplan met activiteiten met een samenbindend innovatief
of deskundigheid bevorderend karakter.Derde lid Concours
Bij de concoursen gaat het met name om talentontwikkeling. De hoofdtaak van concoursen
is om wedstrijden te ontwikkelen waarin talent zich kan manifesteren. Daarnaast dienen
zij ook het ontdekt talent een impuls te kunnen geven door middel van bijvoorbeeld
masterclasses en optreedmogelijkheden. Het is belangrijk dat een concours zich verbindt
zowel naar een groep aanbrengers van talent als naar de mogelijkheid om talent te
bieden om zich door te ontwikkelen. Een verbinding met een landelijk concours is daarvoor
de beste optie.Vierde lid Topensemble
Hier is een combinatie van talentontwikkeling en artistiek niveau de belangrijkste
reden voor subsidiëring. Deze organisaties zijn het vlaggenschip van een bepaalde
sector en hebben een aanzuigende werking voor talentvolle beoefenaars. De beoefenaars
dienen uiteraard in hoofdzaak uit Brabant te komen. De organisatie draagt er zorg
voor dat een hoog artistiek niveau en scholing hand in hand gaan. Een en ander is
goed beleidsmatig verankerd; er wordt immers "systematisch gewerkt aan de ontwikkeling
van de talenten van de deelnemers".
Zesde lid Projectorganisatie
Hier wordt de mogelijkheid aan culturele organisaties geboden om grote projecten te
organiseren op de schaal van Brabant. Dat kunnen bijvoorbeeld concertseries zijn of
activiteiten met een uitgesproken provinciaal karakter. Het provinciaal karakter kan
blijken uit het feit dat er wordt gewerkt op verschillende locaties in Brabant of
doordat de deelnemers van een project uit de hele provincie komen. Ook kan een project
wat betreft artistieke kwaliteit of thematiek een provinciale uitstraling hebben.
Uiteraard is er meestal sprake van een combinatie van voorgaande argumenten.
Artikel 34 Subsidiabele activiteiten
Onder b Community arts
Een Community arts project is een project waarin een artistieke oplossing wordt gevonden
voor een maatschappelijk probleem. Het vertrekpunt is dus altijd een maatschappelijk
probleem, zoals bijvoorbeeld "er wordt te hard gereden op deze weg" of " in deze buurt
kennen de buren elkaar niet of nauwelijks". Vervolgens wordt er aan dit probleem gewerkt
met behulp van de kunsten: mensen gaan met elkaar een toneelstuk maken op basis van
elkaars levensgeschiedenissen of leggen bijzondere plekken in een wijk vast op een
kunstzinnige wijze. De ervaring is dat de inzet van de kunsten op deze wijze een krachtig
effect kan hebben op bijvoorbeeld de sociale cohesie in een gemeenschap. Het is wel
belangrijk dat de oplossing ook daadwerkelijk een hoog kunstzinnig gehalte heeft;
daarom is de inzet van kunstprofessionals bij de vormgeving van dit soort projecten
erg belangrijk.Onder c Klantgroepen
Klantgroepen voor centra voor de kunsten zijn als het ware de segmenten van de markt
die de centra bestrijken. Traditioneel zijn de klantgroepen het regulier en speciaal
onderwijs en particulieren die zich willen verdiepen in een bepaalde kunstvorm. De
laatste jaren is er een ontwikkeling gaande dat ouderen, mensen in de zorg of de commerciële
sector (bedrijven die bijvoorbeeld met behulp van kunstenaars nieuwe concepten uitdenken
of teambuilding voor bedrijven) nieuwe klantgroepen vormen.
Artikel 51, onder c, Crowdfunding platform
Via een crowdfunding platform dat past bij de doelstellingen van het project kan toegang
worden verkregen tot investeerders die bereid zijn om het project te ondersteunen.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter
|
de secretaris
|
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
|
mw. ir. A.M. Burger
|