Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
Gelet op de in het Sectoroverleg Provinciale Arbeidsvoorwaarden gesloten overeenkomst
inzake de invoering van een levensloopregeling;
Gelet op artikel 125, derde lid, van de Ambtenarenwet;
Besluiten:
Vast te stellen de volgende regeling
Toelichting bij de Levensloopregeling provincies
ALGEMEEN
Sedert 1 januari 2012 is de wettelijke levensloopregeling vervallen en is er nog slechts
een overgangsregeling van kracht voor bestaande deelnemers die op 31 december 2011een
spaartegoed hadden. De overgangsregeling loopt tot 1 januari 2022.Bestaande deelnemers
met een spaartegoed van & 3.000 of meer hadden twee keuzes:
-
- Zij kunnen het volledige tegoed in 2013 in één keer opnemen. Dit geeft hen een fiscaal
voordeel: zij betalen belasting over 80% van het spaartegoed dat op 31 december 2011
op de rekening stond. Over het in 2012 gespaarde bedrag wordt 100% belasting betaald.
Zij mogen zelf weten waaraan zij het tegoed besteden. Hierna kunnen ze niet opnieuw
via de levensloopregeling gaan sparen.
-
- Zij kunnen kiezen voor voortzetting van deelname aan de oude levensloopregeling
die voor .hen gehandhaafd blijft. Zij kunnen doorsparen tot uiterlijk het einde van
de overgangsperiode. Daarna komt (de rest van) het spaartegoed in één keer vrij. Zij
kunnen in de overgangsperiode hun spaartegoed in zijn geheel of in delen opnemen.
Zij mogen zelf bepalen wanneer ze dat doen en waaraan zij het geld besteden. De besteding
is met andere woorden niet langer beperkt tot uitkeringen tijdens onbetaald verlof
of voor extra pensioen.
Voor bestaande deelnemers die op 31 december 2011 een spaartegoed hadden van minder
dan € 3.000 is dit tegoed op 1 januari 2013 vrijgekomen. Het spaartegoed is in 2013
in één keer uitbetaald. Zij betalen belasting over 80% van het tegoed dat op 31 december
2011 op hun rekening stond. Over het in 2012 gespaarde bedrag wordt 100% belasting
betaald Een eventuele levensloopverlofkorting wordt verrekend.
De levensloopregeling staat niet meer open voor nieuwe deelnemers.
De levensloopregeling provincies is nu afgestemd op de deelnemers die onder de overgangsregeling
vallen. De deelnemers dus met een spaartegoed op 31 december 2011 van € 3.000 of meer
die hebben gekozen voor voortzetting van hun deelname aan de (overgangs)regeling.
De ambtenaar die gekozen heeft voor voortgezette deelname aan de overgangsregeling
kan uit het brutoloon geld sparen. De werkgever is verplicht om daaraan mee te werken.
Sparen gebeurt belastingvrij, de loonheffing wordt ingehouden bij opname uit het levenslooptegoed.
Een voorbeeld ter verduidelijking. Een ambtenaar heeft op 31 december 2011 € 6.500
aan levenslooptegoed en heeft in 2012 € 1.000 gespaard. Hij kan tot 31 december 2021
blijven doorsparen. Hij neemt in maart 2013 € 5.000 op en in oktober 2013 de rest.
Hij betaalt in 2013 belasting over € 5.000 en over (80% van € 2.500) € 2.000, dus
over in totaal € 7.000. Het te sparen bedrag wordt naar keuze van de ambtenaar gestort
op een geblokkeerde rekening bij een bank of als premie bij een verzekeraar. Voor
opname uit het levenslooptegoed is toestemming nodig van zowel de werknemer als de
werkgever. Het levenslooptegoed kan worden meegenomen naar een volgende werkgever.
Sinds 2012 wordt er geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. De reeds opgebouwde
rechten op levensloopverlofkorting kunnen bij opname van het tegoed worden verzilverd.
Die is € 205 per tot 1 januari 2012 gespaard jaar, maar nooit groter dan het bedrag
dat vrijvalt of wordt opgenomen.
De ambtenaar kan per jaar maximaal 12% van zijn brutoloon sparen tot een maximum van
210% van het jaarloon. Het maximum van 12% geldt niet voor de ambtenaar die op 31
december 2005 de leeftijd van 51 jaar maar niet de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.
Zoals hierboven al aangegeven kan het tegoed voor alle gewenste doelen worden aangewend.
Voor de opbouw van het levenslooptegoed kan de ambtenaar geld sparen uit het salaris,
de toelagen die tot de bezoldiging horen en het IKB.
Als gevolg van de Wet uniformering loonbegrip wordt de inleg aftrekbaar voor de premies
werknemersverzekering. Eventuele uitkeringen op grond van de WW en WIA worden dan
gebaseerd op een lager loon.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 Definities
Onderdeel c Levenslooptegoed
De definitie is ruim. Hieronder valt niet alleen het levenslooptegoed van de ambtenaar
in zijn dienstbetrekking bij de provincie, maar ook elk ander levenslooptegoed uit
een of meer beëindigde dienstbetrekkingen.
Artikel 2 Deelname
Dit artikel is de kernbepaling. In verband met de controle op het opgebouwde levenslooptegoed
moet de aanvraag tot deelname aan de levensloopregeling elk jaar opnieuw worden ingediend.
Artikel 3
Vervallen.
Artikel 4 Aanvraag deelname
Dit artikel regelt de procedure met betrekking tot de aanvraag tot deelname aan de
levensloopregeling. In het eerste lid is aangegeven welke gegevens de ambtenaar bij
zijn aanvraag moet verstrekken. Naast deze gegevens zal de ambtenaar een verklaring
moeten overleggen (zie onderdeel f). Bij eerste aanvraag zal ook een verklaring van
de levensloopinstelling moeten worden overgelegd (zie tweede en derde lid). Voor de
aanvraag hebben gedeputeerde staten een standaardformulier vastgesteld (vierde lid).
Artikel 5 Beslissing op de aanvraag
Dit artikel handelt over het nemen van een beslissing door gedeputeerde staten op
de aanvraag van een ambtenaar. De aanvraag kan worden geweigerd als het levenslooptegoed
uit de provinciale dienstbetrekking, samen met die elementen op 1 januari van het
kalende jaar waarin aan de levensloopregeling wordt deelgenomen gelijk is aan of meer
bedraagt dan 2,l maal het loon over het voorafgaande jaar. Als in het voorgaande kalenderjaar
een salarisvermindering heeft plaatsgevonden mag bij de beoordeling of nog kan worden
doorgespaard van het niet verminderde salaris worden uitgegaan mits die salarisvermindering
het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie of het terugtreden naar een
lager gekwalificeerde functie in de periode die aanvangt tien jaar direct voor de
ingangsdatum van het pensioen. Daarbij geldt als extra eis dat het dienstverband na
het aanvaarden van een deeltijdfunctie niet minder mag zijn dan 50% van de omvang
van het dienstverband op de laatste dag voor de dag die tien jaar voor de pensioendatum
ligt. Op een eenmaal toegekende aanvraag kan door de ambtenaar niet meer worden teruggekomen.
Wel is correctie door de provincie mogelijk als achteraf blijkt dat de aanvraag ten
onrechte is toegekend.
Artikel 6 Maximum te sparen bedrag
Gelet op de fiscale wetgeving is bepaald dat ten behoeve van het levenslooptegoed
per kalende jaar niet meer wordt gespaard dan 12% van het loon over dat jaar. Uitzondering
hierop vormt de categorie ambtenaren die op 31 december 2005 ten minste 51 jaar en
nog geen 56 jaar oud is. Deze ambtenaren mogen meer dan 12% sparen en kunnen zo versneld
een levenslooptegoed opbouwen. Wel geldt voor hen het maximum levenslooptegoed van
2,l maal het jaarloon. Indien meer dan 12% is gespaard wordt het bovenmatig deel teruggestort
naar de provincie die vervolgens na inhouding van loonheffing het restant zo spoedig
mogelijk uitbetaalt aan de ambtenaar.
Artikel 7 Storting/overmaking
Dit artikel regelt op welk moment het geld naar de levensloopinstelling wordt overgemaakt.
Uitgangspunt is dat dit zoveel mogelijk op de gebruikelijke betaaldata gebeurt. De
overmaking geschiedt door de provincie. De ambtenaar mag dus niet rechtstreeks gelden
overmaken.
Artikel 8 Aanvraag beëindiging spaarperiode
Dit artikel biedt de ambtenaar de mogelijkheid om te stoppen met sparen.
Artikel 9
Vervallen.
Artikelen 10 en 1 1 Aanvraag, beslissing, uitbetaling levenslooptegoed
Deze artikelen regelen de procedure van aanvraag, besluitvorming en uitbetaling van
levenslooptegoed. Alleen bij inzet voor onbetaald verlof geldt er een aanvraagtermijn,
voorafgaande aan de aanvang van het verlof (drie maanden). De uitkering tijdens onbetaald
verlof is ten hoogste 100% van de berekeningsgrondslag . De uitkering uit het levenslooptegoed
aan de ambtenaar is geen salaris of bezoldiging. Ingeval van ontslag tijdens de spaarperiode
blijft het levenslooptegoed, als niet anders is beslist, bij de levensloopinstelling
staan.
Artikel 12 Overlijden
In dit artikel wordt geregeld dat na overlijden het levenslooptegoed door de levensloopinstelling
aan de provincie wordt uitgekeerd en dat de provincie dit tegoed na inhouding van
loonheffing aan de erfgenamen uitkeert.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter
|
de secretaris
|
J.R.H. Maij-Weggen
|
drs. W.G.H.M. Rutten
|