Toelichting behorende bij de Regeling Aanvullende voorzieningen bij werkloosheid Noord-Brabant.
Algemeen
In deze uitvoeringsregeling van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies
(CAP) zijn de rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid neergelegd.
Op hoofdlijnen ziet het stelsel er vanaf 1 januari 2006 voor de provincieambtenaar
als volgt uit.
De ambtenaar heeft over de uren waarop hij wegens ziekte zijn arbeid niet kan verrichten
ten laste van de werkgever in het 1e jaar recht op doorbetaling van 100% en in het
2e jaar van 70% van zijn bezoldiging. Bij dienstongevallen wordt ook in het 2e ziektejaar
de bezoldiging volledig doorbetaald. Een en ander is geregeld in artikel 2 van de
uitvoeringsregeling.
In die 2 jaar zullen werkgever en ambtenaar zich optimaal inspannen om ervoor te zorgen
dat de ambtenaar weer aan het werk komt, hetzij in de eigen functie, hetzij in andere
passende arbeid. Onder voorwaarden komen ook gewezen ambtenaren na ontslag bij ongeschiktheid
om te werken wegens ziekte in aanmerking voor gehele of gedeeltelijke doorbetaling
van de (laatstelijk genoten) bezoldiging. Hun aanspraken zijn geregeld in artikel
3. Een aparte voorziening is in artikel 4 te vinden voor zieke ambtenaren die niet
deelnemen in de pensioenregeling van het ABP.
De ambtenaar die niet weer (volledig) aan het werk komt kan onder voorwaarden na 2
jaar (de wachttijd) in aanmerking komen voor een uitkering op grond van de Wet Werk
en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)[1]. Deze wachttijd kan in een aantal gevallen
worden verlengd met maximaal 52 weken, te weten op gezamenlijk verzoek van de werkgever
en de ambtenaar, als sanctie voor de werkgever i.v.m. onvoldoende re-integratie-inspanningen
of vanwege een te late aanvraag van de WIA-uitkering. Een verlengde wachttijd betekent
ook een verlengde periode van (gedeeltelijke) doorbetaling van de bezoldiging bij
ziekte. Bij een te late aanvraag van de WIA-uitkering is dat alleen het geval als
de ambtenaar daarvoor een deugdelijke grond heeft. In de WIA is uitgangspunt dat werken
altijd meer loont dan niet werken. De ambtenaar wordt door het UWV voor de WIA gekeurd.
Het UWV bekijkt dan wat de ambtenaar nog kan en hoeveel hij nog kan verdienen. De
ambtenaar die volgens het UWV meer dan 65% van het oude inkomen kan verdienen heeft
geen recht op een uitkering krachtens de WIA. De ambtenaar zal in principe in provinciale
dienst blijven. De re-integratie-inspanningen zullen worden voortgezet. Slechts bij
een zwaarwegend dienstbelang kan de ambtenaar wegens (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid
ontslag worden verleend. De ambtenaar die blijvend minder dan 20% van zijn oude inkomen
kan verdienen wordt door het UWV volledig en duurzaam arbeidsongeschikt verklaard.
Hij heeft, totdat hij de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering
op grond van de WIA, de zogenaamde IVA-uitkering. De ambtenaar die nog 20% tot 65%
van zijn oude inkomen kan verdienen wordt door het UWV gedeeltelijk arbeidsgeschikt
verklaard en heeft onder voorwaarden recht op een werkhervattingsuitkering op grond
van de WIA, de zogenaamde WGA-uitkering.
Wie 50% of meer van zijn resterende verdiencapaciteit benut heeft achtereenvolgens
recht op een loongerelateerde WGA-uitkering gedurende maximaal 3 jaar en 2 maanden[2]
en op een WGA-loonaanvullingsuitkering maximaal tot de AOW-gerechtigde leeftijd. De
ambtenaar die minder dan 50% van zijn resterende verdiencapaciteit benut heeft achtereenvolgens
recht op de loongerelateerde WGA-uitkering en op een WGA-vervolguitkering maximaal
tot de AOW-gerechtigde leeftijd.
De loongerelateerde WGA-uitkering is, wanneer niet wordt gewerkt: 70% van het oude
inkomen (maar ten hoogste 70% van het maximum dagloon) en indien wel wordt gewerkt:
70% van het verschil tussen het oude inkomen (tot het maximum dagloon) en het nieuwe
inkomen. De WGA- loonaanvullingsuitkering is 70% van het verschil tussen het oude
inkomen (tot het maximum dagloon) en het nieuwe inkomen bij volledige benutting van
de resterende verdiencapaciteit. De WGA-vervolguitkering bedraagt het WIA-arbeidsongeschiktheidspercentage
maal het minimumloon. De IVA-uitkering is 75% van het oude inkomen, maar ten hoogste
75% van het maximum dagloon[3]. In aanvulling hierop ontvangt de ambtenaar onder
voorwaarden een arbeidsongeschiktheidspensioen van het ABP.
[1] De WIA geldt voor hen die vanaf 1 januari 2006 arbeidsongeschikt zijn. Bestaande
WAO-gevallen blijven onder de WAO. De WAO blijft ook van toepassing op hen die vóór
1 januari 2006 arbeidsongeschikt waren en dat binnen 5 jaar weer worden met dezelfde
oorzaak. De uitvoeringsregeling houdt ook met deze gevallen rekening.
[2] Bij instroom vóór 1 januari 2008: maximaal 5 jaar
[3] De IVA-uitkering is/wordt met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 verhoogd
van 70% naar 75%.
Artikelsgewijze toelichting
§2 Aanspraken tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid
Artikel 2 Aanspraak van de ambtenaar
De bepaling inzake het recht op (gehele of gedeeltelijke) doorbetaling van bezoldiging
heeft betrekking op de uren van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid
wegens ziekte. Over de uren waarop de ambtenaar zijn arbeid wel verricht ontvangt
hij uiteraard steeds de volle bezoldiging. Dat geldt ook over de uren waarop betrokkene
andere dan zijn eigen arbeid verricht. Het moet dan reguliere, loonvormende arbeid
betreffen die betrokkene verricht in het belang van zijn genezing. Er wordt geen reguliere,
loonvormende arbeid verricht als op therapeutische basis wordt gewerkt. Daarvan is
alleen sprake als wordt voldaan aan alle daarvoor door het UWV geformuleerde criteria.
Het UWV verstaat onder arbeidstherapie het volgende:
a. de activiteiten moeten binnen een tevoren aangegeven periode worden uitgevoerd.
b. de periode mag niet langer zijn dan 6 weken.
c. de activiteiten moeten deel uitmaken van een opbouwend re-integratietraject.
d. het mag niet gaan om een bestaande omschreven functie.
e. het moet een gecreëerde functie zijn.
f. er moet te allen tijde begeleiding aanwezig zijn.
g. de betrokkene moet op elk moment weg kunnen gaan.
Ingeval van werken op therapeutische basis bestaat in het 2e ziektejaar recht op doorbetaling
van 70% van de bezoldiging.
Met werken wordt gelijk gesteld het in opdracht volgen van een opleiding ten behoeve
van andere werkzaamheden die de provinciale werkgever hem in het kader van zijn re-integratie
aanbiedt. In dat geval wordt ook na het 1e ziektejaar de bezoldiging volledig doorbetaald.
In de algemene toelichting is al aangegeven dat bij dienstongevallen en beroepsziekten
ook na de eerste 52 weken de bezoldiging volledig wordt doorbetaald. Dat is ook het
geval als de werkgever in voldoende mate aan zijn plicht als goed werkgever heeft
voldaan. Wat onder beroepsziekte en dienstongeval wordt verstaan is geregeld in artikel
A.1 van de CAP.
De provinciale werkgever zal nadrukkelijk rekening houden met individuele gevallen
van terminale ziekte en in die gevallen telkens de afweging maken of onverminderde
doorvoering van de korting van de bezoldiging na het 1e ziektejaar uit een oogpunt
van redelijkheid en billijkheid wenselijk is. Bij terminale ziektes zal daarnaast
alles in het werk worden gesteld om een vervroegde WIA-keuring voor een IVA-uitkering
te realiseren.
Artikel 4 Aanspraak van de ambtenaar die geen deelnemer is in de zin van het pensioenreglement
Voor een beperkte groep ambtenaren gelden bijzondere regels ten aanzien van de aanspraken
bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Het betreft de groep ambtenaren die geen deelnemer
zijn in de ABP-pensioenregeling. Wie dat zijn is geregeld in de Wet privatisering
ABP, het pensioenreglement ABP en de Regeling beperking van het zijn van overheidswerknemer
in de zin van de Wet privatisering ABP.
Het gaat daarbij, voor de provincies, vooral om mensen die in het kader van een werkgelegenheidsmaatregel
in tijdelijke provinciale dienst zijn genomen en om personen die incidenteel en voor
een beperkte periode als seizoenkracht in dienst zijn genomen. Voor deze beperkte
groep geldt artikel 4.
Artikel 5 Geen aanspraak
Hierin is geregeld in welke gevallen geen aanspraak bestaat op de (gehele of gedeeltelijke)
doorbetaling van bezoldiging bij ziekte. De gronden komen overeen met die welke t.a.v.
de wettelijke loondoorbetalingverplichting bij ziekte voor het overheidspersoneel
zijn geregeld in de vierde afdeling van de Ziektewet.
Artikel 6 Nadere voorschriften inzake de tijdvakken in de artikelen 2, 3 en 4
De bepaling van de eerste ziektedag in het eerste lid is conform het bepaalde bij
en krachtens de Ziektewet. Dat is bij aanvang van de ziekte tijdens het werk de dag
waarop de arbeid is gestaakt (onderdeel b) en ingeval betrokkene wegens ziekte de
werkdag niet heeft aangevangen, die werkdag (onderdeel a). De onderdelen c en d zien
op het ontstaan van ziekte tijdens algemeen en bijzonder verlof.
§3 Verplichtingen en sancties
Artikel 8 Verplichtingen en sancties gedurende de wachttijd van de WAO en de WIA
Hierin zijn de verplichtingen en sancties geregeld in de (2 maximaal 3 jaar) wachttijd
voor de WIA/WAO. Zij sluiten aan bij die welke t.a.v. de wettelijke loondoorbetalingverplichting
bij ziekte voor het overheidspersoneel zijn geregeld in de vierde afdeling van de
Ziektewet.
Artikel 9 Compensatie bij arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%
Dit artikel bevat een compensatieregeling voor de groep gedeeltelijk arbeidsongeschikten
die geen recht op een WIA-uitkering hebben en in beginsel ook na die 2 jaar in dienst
van de provincie blijven. Het gaat hier om degenen die door het UWV voor meer dan
65% arbeidsgeschikt zijn verklaard. Werkhervatting kan hier leiden tot inkomensverlies,
omdat de ambtenaar in een aangepaste functie (bijvoorbeeld zijn eigen functie voor
minder uren) of in een andere functie op een lager salarisniveau gaat werken. Het
inkomensverlies wordt tijdelijk tot een redelijk niveau gecompenseerd. Bij dienstongevallen
en beroepsziektes geldt een gunstiger compensatieregeling. Indien het inkomensverlies
door inkomensverbetering bij de provincie afneemt leidt dit slechts tot een navenante
verlaging van de compensatie als de inkomensverbetering niet het gevolg is van algemene
salarismaatregelen of van salarisstappen op grond van artikel C.7 van de CAP. Overige
verhogingen van de bezoldiging worden wel in mindering gebracht. De compensatie wordt
als salaris aangemerkt, hetgeen betekent dat zij ook grondslag vormt voor de vakantie-uitkering
en de eindejaarsuitkering en meestijgt met de algemene salarisontwikkeling van het
provinciepersoneel.
Artikel 9a Aanvulling bij arbeidsongeschiktheid ingeval van dienstongeval of beroepsziekte
Bij dienstongevallen en beroepsziektes krijgt de ambtenaar een aanvulling op de WIA-uitkering
en het ABP arbeidsongeschiktheidspensioen. In artikel 9a is dat uitgewerkt voor de
verschillende situaties binnen de WIA, dus voor hen die recht hebben op een IVA-uitkering,
een WGA-loongerelateerde uitkering, een WGA-loonaanvullingsuitkering of een WGA-vervolguitkering.
In artikel 9 is de aanvulling bij dienstongevallen en beroepsziektes geregeld voor
hen die voor minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard.
§ 4 Bijzondere situaties
Artikel 10 Samenloop met andere inkomsten
Hierin is geregeld dat de uitkeringen op grond van de ZW, WAO/WIA, WW of de Regeling
aanvullende voorzieningen bij werkloosheid in mindering worden gebracht op de aanspraken
krachtens de Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid.
Samenloop kan bijvoorbeeld spelen als vervroegd (binnen de wachttijd van 2 jaar) recht
op een IVA-uitkering bestaat vanwege volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid.
De IVA-uitkering wordt in dat geval in mindering gebracht op de doorbetaalde bezoldiging
bij ziekte.
Het tweede en derde lid voorzien in gevallen waarin deze uitkeringen een vermindering
ondergaan. Om te voorkomen dat de vermindering in de uitkering ongedaan wordt gemaakt
doordat de aanspraken op doorbetaling van bezoldiging onverminderd worden uitbetaald,
dienen op de eerste plaats deze uitkeringen als onverminderd genoten te worden beschouwd.
Dit wordt geregeld in het tweede lid. Op de tweede plaats moet een aan een ambtenaar
opgelegde wettelijke sanctie evenzo worden toegepast op de aanspraken ingevolge de
Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Dat is
in het derde lid bepaald.
Overgangsrecht bij eerdere wijzigingsregelingen:
Tot het tijdstip waarop de Werkloosheidswet van toepassing zal zijn op de ambtenaren
gelden ten aanzien van artikelen 2 en 3 de volgende afwijkende regelen:
1. Aan artikel 2, tweede lid, wordt een tweede volzin toegevoegd, luidende:
De ambtenaar heeft, ingeval op grond van artikel 19, vierde lid, van de WAO geen recht
op een WAO-uitkering uit hoofde van zijn dienstbetrekking bestaat, indien en voor
zolang de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte na het in
het eerste lid bedoelde tijdvak van 52 weken voortduurt, aanspraak op een bovenwettelijke
arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens dit artikel, waarbij wordt uitgegaan van
een WAO-uitkering van nihil.
2. In artikel 2, zevende lid, wordt de zinsnede "15 tot 25%: 18,00%" vervangen door:
minder dan 25%: 18,00%.
3. In artikel 3, vijfde lid, wordt de zinsnede "15 tot 25%: 18,00%" vervangen door:
minder dan 25%: 18,00%.
4. Aan artikel 3 wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:
7. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel b, en derde en vierde lid, is
het bepaalde in artikel 2, tweede lid, tweede volzin, van overeenkomstige toepassing.
Overgangsbepaling
Ten aanzien van de ambtenaar en gewezen ambtenaar wiens eerste dag van ongeschiktheid
tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is gelegen vóór 1 september 2004
blijven de bepalingen van de Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en
arbeidsongeschiktheid van toepassing, zoals deze op 30 april 2005 luidden.
Overgangsbepaling
Datum van inwerkingtreding van het in de overgangsregeling bedoelde besluit is 1 juni
2007.
1. Artikel 2, zesde en zevende lid, en artikel 7, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling
rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid, zoals die op de dag vóór
inwerkingtreding van dit besluit luidden, blijven van toepassing op de ambtenaar die
op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit recht heeft op een aanvullende
uitkering krachtens deze bepalingen, met dien verstande dat in artikel 2, zesde lid
voornoemd, de zinsnede “vijfde lid” wordt vervangen door: vierde lid.
2. Artikel 3, zesde tot en met achtste lid, artikel 7, vierde lid, en artikel 15,
derde lid, van de Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid,
zoals die op de dag vóór inwerkingtreding van dit besluit luidden, blijven van toepassing
op de gewezen ambtenaar die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit recht
heeft op een aanvullende uitkering krachtens deze bepalingen.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter de secretaris
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger