Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat de provincie met de maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven en
medeoverheden in het Brabant Beraad afspraken heeft gemaakt over het opheffen van
overlast door veehouderijbedrijven, waarbij de gemeenten het voortouw hebben;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gemeenten en agrarische bedrijven financieel willen
ondersteunen bij het opstellen en uitvoeren van verbeterplannen om de overlast aan
te pakken;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe op 30 september 2014 de Subsidieregeling
urgentiegebieden Noord-Brabant hebben vastgesteld;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten de subsidieplafonds in die regeling wensen aan
te passen en daarbij tevens van de gelegenheid gebruik maken om diverse redactionele
aanpassingen door te voeren, alsmede de nummering van de regeling aan te passen, zodat
de regeling flexibeler als aanbouwregeling is te hanteren.
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gebruik willen maken van de Verordening (EU) nr.
651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun
van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden
verklaard (PB EU L 187 van 26 juni 2014);
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gebruik willen maken van de Verordening (EU) nr.
702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun
van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden
verklaard (PB EU L 193 van 1 juli 2014);
Overwegende dat Gedeputeerde Staten gebruik willen maken van de Richtsnoeren (EU)
nr. 2014/C van de Commissie van 1 juli 2014 voor staatssteun in de landbouw- en bosbouwsector
en in plattelandsgebieden 2014-2020 (PB EU C 204 van 1 juli 2014);
Overwegende dat Gedeputeerde Staten vanwege het grote aantal redactionele wijzigingen
de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant opnieuw wensen vast te stellen.
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Toelichting behorende bij de Subsidieregeling urgentiegebieden Noord-Brabant 2015
Algemeen
Juridisch kader
Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening
Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van
subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat
onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor
Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de
meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk.
Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing
zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.
Artikelsgewijs
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
De definitie van urgentiegebieden sluit aan op de Nadere afspraken Zorgvuldige veehouderij
2014, die de partners in het Brabant beraad in januari 2014 hebben gemaakt. Als vervolg
op deze afspraken is het urgentieteam ingesteld en hebben gemeenten het voortouw bij
het aanpakken van de overlast door veehouderijbedrijven in deze gebieden.
Artikel 1.5 Subsidievereisten
Een subsidieaanvraag heeft altijd betrekking op een urgentiegebied, die voor het merendeel
in Oost- en Midden-Brabant liggen. Het is aan de desbetreffende gemeenten om te bepalen
wat een urgentiegebied is (aan de hand van de definitie genoemd in artikel 1.1, onder
b) en hoe groot dat gebied is. De aard en omvang van de problematiek verschilt tussen
urgentiegebieden en daarmee de optimaal te volgen aanpak om te komen tot een oplossing.
Het urgentieteam heeft tot taak gemeenten hierover te adviseren. In het projectplan
maakt de gemeente duidelijk hoe zij tot de voorgenomen aanpak heeft besloten en hoe
deze aansluit op het (verplichte) advies van het urgentieteam.
Artikel 1.7 Niet subsidiabele kosten
Met reguliere taken wordt gedoeld op de taken die een gemeente vanuit haar bevoegdheden
en verantwoordelijkheden regulier uitoefent, zoals het opstellen of aanpassen van
bestemmingsplannen, vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Artikel 1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Voor het succesvol verlopen van het proces dat leidt tot een verbeterplan is een goede,
onafhankelijke begeleiding cruciaal. Deze begeleiders moeten het vertrouwen hebben
van alle betrokkenen en geen belang hebben in het desbetreffende urgentiegebied.
Artikel 1.13 Prestatieverantwoording
Verantwoording is verplicht bij een subsidiebedrag van € 25.000 of meer. Bij lagere
subsidies is alleen een verantwoording nodig als de provincie daar om vraagt.
Artikel 2.2 en 3.2 Doelgroep
Het kan hier zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon betreffen.
Artikel 2.6, eerste lid, onder b en artikel 3.6, onder e, Verbeterplan
De activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, vloeien voort uit een voor het desbetreffende
urgentiegebied vastgesteld verbeterplan, dat de instemming heeft van de belanghebbenden
en de gemeente(n) in het desbetreffende urgentiegebied. De gemeente bepaalt samen
met de belanghebbenden de ligging van het urgentiegebied. Uitgangspunt is dat alle
belanghebbenden instemmen met het verbeterplan. Instemming blijkt uit ondertekening
van het plan. Mocht één of enkele belanghebbende zich bijzonder oncoöperatief opstellen
en niet met het plan willen instemmen, dan is dit acceptabel als de desbetreffende
gemeente samen met de overige belanghebbenden aannemelijk maakt dat desondanks toch
een goede kwaliteit van de leefomgeving bereikt kan worden, bijvoorbeeld door het
toepassen van publiekrechtelijke bevoegdheden om de oncoöperatieve belanghebbende
toch tot medewerking te dwingen.
Het verbeterplan moet ertoe leiden dat in het urgentiegebied de normen voor geurbelasting
en fijn stof, zoals opgenomen in de Verordening ruimte 2014 blijvend worden gerealiseerd.
Daarnaast voorziet het verbeterplan in het opheffen van andere vormen van overlast
zoals door geluid of verkeer.
Artikel 2.6, eerste lid, onder e, Beeldkwaliteit
De goede beeldkwaliteit van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd blijkt
uit een ontwerp van de inpassing in de omgeving door bijvoorbeeld de vormgeving van
de gebouwen, inrichting van het erf of de landschappelijke inpassing.
Artikel 2.7, Subsidiabele kosten
Alle investeringskosten die op basis van een verbeterplan moeten worden gemaakt komen
in principe in aanmerking, uitgezonderd de kosten genoemd in artikel 2.8. Dit kunnen
kosten zijn die op het desbetreffende veehouderijbedrijf worden gemaakt, maar ook
kosten die gemaakt worden aan nabijgelegen woningen of erven. Kosten die betrekking
hebben op de exploitatie, zoals energiekosten en onderhoudskosten vallen niet onder
investeringskosten.
Uit het verbeterplan dient te blijken dat de te maken kosten tot de meest kosteneffectieve
oplossing zal leiden.
Investeringen die alleen betrekking hebben op het reduceren van de emissie van fijn
stof zijn slechts dan subsidiabel voor zover door die investeringen de Europese en
daarmee de provinciale norm onderschreden wordt. Overige investeringen moeten leiden
tot een betere milieusituatie in vergelijking met de situatie op basis van vigerende
vergunningen of op basis van de verplichtingen die voortvloeien uit het Activiteitenbesluit
milieubeheer.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
de voorzitter de secretaris
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk mw. ir. A.M. Burger
Kenmerk: 3857007
Uitgegeven, 10 september 2015
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
mw. ir. A.M. Burger.