Inhoud regeling

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van subsidie ter stimulering van hedendaagse cultuur (Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant)

Geldend van 30-11-2016 t/m 30-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2016

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van subsidie ter stimulering van hedendaagse cultuur (Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 juni 2013 de cultuuragenda van Brabant voor 2020 hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het voor een aantrekkelijk woon-, werk- en vestigingsklimaat in de provincie Noord-Brabant belangrijk achten dat voldoende artistieke, aansprekende culturele activiteiten aangeboden worden;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten organisaties die zich inzetten om een basisinfrastructuur voor dergelijke culturele activiteiten op te zetten wensen te ondersteunen, zodat deze organisaties in staat worden gesteld op een meer structurele basis culturele activiteiten te ontwikkelen, produceren en presenteren, waarbij zij zich verbinden aan de Brabantse samenleving en de maatschappelijke opgaven die hierin actueel zijn;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe onder andere op 16 december 2014 de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 april 2016 het uitvoeringsprogramma ‘Cultuur in Uitvoering’ hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op basis van dit nieuwe uitvoeringsprogramma de Subsidieregeling infrastructuur professioneel kunsten Noord-Brabant op een dusdanig groot aantal punten wensen te wijzigen, dat zij wenselijk achten een geheel nieuwe regeling vast te stellen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op deze subsidieregeling Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Nationale Brabantse basisinfrastructuur

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     Adviescommissie kunsten: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

     Algemene Groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014;

  • c.

     concours; competitie, gericht op kunstenaars waarbij het wedstrijdelement de verbinding tussen de activiteiten vormt;

  • d.

     editie: volledig ontwikkeld, geproduceerd en gepresenteerd festival of concours;

  • e.

     festival: reeks van onderling samenhangende activiteiten, die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidie.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het versterken van de culturele basisinfrastructuur middels de ontwikkeling, productie en presentatie van:

  • a.

     professionele podiumkusten of visuele kunsten in de vorm van festivals of concoursen;

  • b.

     overige professionele podiumkunsten of visuele kunsten;

  • c.

     professionele podiumkunsten of visuele kunsten in de vorm van festivals of concoursen, waarvoor subsidie is aangevraagd op grond van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020;

  • d.

     overige professionele podiumkunsten of visuele kunsten, waarvoor subsidie is aangevraagd op grond van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     voor de activiteiten reeds subsidie is aangevraagd op grond van paragraaf twee van deze provinciale subsidieregeling;

  • b.

     de aanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder nummer 18 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

     de aanvrager een onderneming is ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de hoofdactiviteiten van de aanvrager worden uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       de subsidieaanvrager en diens activiteiten dragen bij aan de Brabantse culturele infrastructuur;

    • c.

       de subsidieaanvrager heeft een meerjarige subsidie aanvraag ingediend bij;

      • 1°.

         een Rijksfonds;

      • 2°.

         de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020;

    • d.

       de subsidieaanvraag betreft een periode die tenminste deels de periode 2017-2020 omvat;

    • e.

       aan de activiteiten ligt een werkplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

         op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een bewijs dat de subsidie, bedoeld onder c, is aangevraagd in de vorm van een kopie van de subsidieaanvraag;

      • 3°.

         een marketingstrategie;

      • 4°.

         een communicatiestrategie;

      • 5°.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a of b, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, is ingediend op grond van een van de volgende regelingen:

    • 1°.

       de Regeling meerjarige productiesubsidie 2017-2020 van het Fonds Podiumkunsten;

    • 2°.

       de Regeling meerjarige festivalsubsidie 2017-2020 van het Fonds Podiumkunsten;

    • 3°.

       de Deelregeling Bijdragen Meerjarenprogramma’s Presentatie van het Mondriaanfonds;

    • 4°.

       de Regeling meerjarige subsidies Nederlands Letterenfonds 2017-2020 van het Letterenfonds;

    • 5°.

       de Deelregeling twee- en vierjarige Activiteitenprogramma’s Creatieve Industrie van het Stimuleringsfonds voor creatieve industrie.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder c en d, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 2°, is ingediend op grond van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten met betrekking tot de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2  Voor de berekening van interne uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen kosten voor externe subsidieadviseurs in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidie als bedoeld in:

  • a.

     artikel 1.4, onder a en b, worden ingediend van 1 juni 2016 tot en met 25 augustus 2016.

  • b.

     artikel 1.4, onder c en d, worden ingediend van 1 juni 2016 tot en met 22 september 2016.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 1.9, vast op €14.000.000.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a en c, bedraagt 25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van:

    • a.

       €250.000 per editie voor aanvragers met een begroting van meer dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van €1.000.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • b.

       €250.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van meer dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van €500.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft;

    • c.

       €150.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van minder dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van €600.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • d.

       €150.000 per editie voor aanvragers met een begroting van minder dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van € 300.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft.

  • 2  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder b en d, bedraagt:

    • a.

       25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €350.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting groter dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €1.400.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • b.

       25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €350.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting groter dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €700.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft;

    • c.

       30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €200.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting kleiner dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €800.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • d.

       30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €200.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting kleiner dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €400.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

       de beoordeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel c, onder 1° of onder 2°, te waarderen met:

      • 1°.

         75 punten, indien de aanvraag positief is beoordeeld en dit leidt tot het ontvangen van subsidie;

      • 2°.

         25 punten, indien de aanvraag positief is beoordeeld, maar dit niet leidt tot het ontvangen van subsidie;

      • 3°.

         nul punten, indien de aanvraag negatief is beoordeeld en dit leidt tot het niet ontvangen van subsidie;

      • 4°.

         75 punten, indien de aanvraag is ingediend op grond van de deelregeling Bijdragen Meerjarenprogramma’s Presentatie.

    • b.

       de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan de Brabantse culturele infrastructuur te waarderen met maximaal 20 punten;

    • c.

       de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

       de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • e.

       de mate waarin een samenhangende marketingstrategie en communicatiestrategie bijdragen aan een optimaal publieksbereik, te waarderen met 10 punten;

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 1.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, voor advies over artikel 1.6 en artikel 1.12 voor aan de Adviescommissie kunsten.

Artikel 1.14 Subsidieverlening

Subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, onder 3º, worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat de subsidie wordt verleend.

Artikel 1.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     het verlenen van medewerking aan een jaarlijkse visitatie van de adviescommissie;

  • b.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag;

  • c.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • d.

     de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb;

  • e.

     bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger de verplichting een administratie aan waarin vermogens van provinciale en andere herkomst afzonderlijk verantwoord worden, indien hij tevens economische activiteiten verricht die niet met provinciale middelen worden gefinancierd;

  • f.

     bij subsidies tot €250.000 bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder d, ten hoogste €25.000 van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie;

  • g.

     bij subsidies van €250.000 en hoger bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder b, maximaal 10% van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie.

Artikel 1.16 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de, aan de subsidie verbonden, verplichtingen is voldaan.

 

Artikel 1.17 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in halfjaarlijkse termijnen betaald.

  • 3  Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede lid, worden betaald.

§ 2 Brabantse basisinfrastructuur

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     Adviescommissie kunsten: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

     Algemene Groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014;

  • c.

     concours: een competitie gericht op kunstenaars waarbij het wedstrijdelement de verbinding tussen de activiteiten vormt;

  • d.

     editie: volledig ontwikkeld, geproduceerd en gepresenteerd festival of concours;

  • e.

     festival: reeks van onderling samenhangende activiteiten die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidie.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Een exploitatiesubsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het versterken van de culturele basisinfrastructuur middels:

  • a.

     de ontwikkeling, productie en presentatie van professionele podiumkunsten of visuele kunsten;

  • b.

     de ontwikkeling van de dansinfrastructuur in Brabant.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

      voor de activiteiten reeds subsidie is aangevraagd op grond van paragraaf een van deze provinciale subsidieregeling;

  • b.

     de aanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder nummer 18 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

     de aanvrager een onderneming is ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     de activiteiten van de aanvrager worden in belangrijke mate uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

     de subsidieaanvrager heeft een bovenlokale functie;

  • c.

     de activiteiten zijn niet uitsluitend gericht op de functie educatie en talentontwikkeling;

  • d.

     de activiteiten omvatten een begroting van minimaal €150.000 per jaar;

  • e.

     aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

       een werkplan voor de gehele periode 2017-2020, dat samenhang en ontwikkeling vertoond en waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

       een sluitende begroting.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2  Voor de berekening van interne uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen kosten voor externe subsidieadviseurs in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juni 2016 tot en met 27 juli 2016.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.9, vast op €4.640.000.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder a, bedraagt 25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van:

    • a.

       €80.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van minder dan €450.000 per editie, tot een maximum van €320.000 per vier kalenderjaren;

    • b.

       €150.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van meer dan €450.000 per editie, tot een maximum van €600.000 per vier kalenderjaren;

    • c.

       €80.000 per jaar, voor aanvragers met een begroting van minder dan €450.000 per jaar, tot een maximum van €320.000 per vier kalenderjaren;

    • d.

       €150.000 per jaar, voor aanvragers met een begroting van meer dan €450.000 per jaar, tot een maximum van €600.000 per vier kalenderjaren.

  • 2  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder b, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €350.000 per jaar, tot een maximum van €1.400.000 per vier kalenderjaren.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

       de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan de Brabantse culturele infrastructuur te waarderen met maximaal 20 punten;

    • b.

       de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • c.

       de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

       de mate waarin een samenhangende marketingstrategie en communicatiestrategie bijdraagt aan een optimaal publieksbereik, te waarderen met 10 punten.

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 voor advies over artikel 2.6 en artikel 2.12 voor aan de Adviescommissie kunsten.

Artikel 2.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     het verlenen van medewerking aan een jaarlijkse visitatie van de adviescommissie;

  • b.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag;

  • c.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • d.

     de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb;

  • e.

     bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger de verplichting een administratie aan waarin vermogens van provinciale en andere herkomst afzonderlijk verantwoord worden, indien hij tevens economische activiteiten verricht die niet met provinciale middelen worden gefinancierd;

  • f.

     bij subsidies tot € 250.000 bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder d, ten hoogste € 25.000 van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie;

  • h.

     bij subsidies van € 250.000 en hoger bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder b, maximaal 10% van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie.

Artikel 2.15 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 2.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in halfjaarlijkse termijnen betaald.

  • 3  Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de hoogte van en de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede lid, worden betaald.

§ 3 Brabants toekomstperspectief voor de infrastructuur

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie kunsten: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr.651/2014 van de Commissie cab 17 juni 2014;

  • c.

    concours; competitie, gericht op kunstenaars waarbij het wedstrijdelement de verbinding tussen de activiteiten vormt;

  • d.

    festival: reeks van onderling samenhangende activiteiten, die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidie.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op ontwikkeling, productie en presentatie van professionele kunsten.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor de activiteiten reeds subsidie is verstrekt op grond van paragraaf een of twee van deze provinciale subsidieregeling;

  • b.

    de activiteiten uitsluitend gericht zijn op de functie educatie en talentontwikkeling;

  • c.

    de activiteiten uitsluitend gericht zijn op presentatie activiteiten door een museum of podium;

  • d.

    de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen op basis van de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016 of de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant;

  • e.

    de aanvrager voor 1 januari 2008 is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • f.

    de aanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder nummer 18 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • g.

    de aanvrager een onderneming is ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de hoofdactiviteiten van de aanvrager worden uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2017-2018;

  • c.

    de subsidieaanvrager houdt zich primair bezig met:

    • 1°.

      de organisatie van festivals of concoursen;

    • 2°.

      de ontwikkeling, productie en presentatie van professionele kunsten.

  • d.

    de activiteiten omvatten een begroting van minimaal €50.000 per jaar;

  • e.

    de subsidieaanvrager heeft een bovenlokale functie;

  • f.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een werkplan voor de periode 2017-2018, dat samenhang en ontwikkeling vertoont en waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een publieksstrategie;

    • 3°.

      een sluitende begroting.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2 Voor de berekening van uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7 komen kosten voor externe subsidieadviseurs in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 1 december 2016 tot en met 10 januari 2017.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 3.9, vast op €500.000.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 35% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €50.000 per kalenderjaar.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1 Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 3.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan de Brabantse culturele infrastructuur, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • b.

      de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • c.

      de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

      de mate waarin de publieksstrategie bijdraagt aan een optimaal publiekbereik, te waarderen met 10 punten;

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 3.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 voor advies over artikel 3.6 en artikel 3.12 voor aan de adviescommissie Kunsten.

Artikel 3.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    medewerking verlenen aan een jaarlijkse visitatie van de adviescommissie;

  • b.

    de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb;

  • c.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijdsvoortgangsverslag.

Artikel 3.15 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 3.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in twee gelijke delen in jaarlijkse termijnen betaald.

  • 3 Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede lid, worden betaald.

     

§ 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

Artikel 3.2 Intrekking

De Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 3.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 31 mei 2016
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
 
 

Wetstechnische informatie

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van subsidie ter stimulering van hedendaagse cultuur (Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant)

Geldend van 30-11-2016 t/m 30-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2016

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van subsidie ter stimulering van hedendaagse cultuur (Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant)
Citeertitel Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant
Vastgesteld door gedeputeerde staten
Onderwerp financiën en economie
Eigen onderwerp cultuur, subsidies, financieel kader
Indeling regeling Overig
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

art. 2 Algemene subsidieverordening Noord-Brabant

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-04-2024 paragraaf 4, artikel 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, bijlage 3

02-04-2024

prb-2024-4832

C2333226/5889347
15-02-2024 10-04-2024 artikel 1.16, 11.9, 11.10, 11.11, 11.14, 13.9, 13.10

06-02-2024

prb-2024-1779

C2325973/5852952
13-12-2023 15-02-2024 paragraaf 1, artikel 1.1, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.15, bijlage 1, 2

05-12-2023

prb-2023-14634

C2325114/5370865
11-10-2023 13-12-2023 artikel 6.10, 7.10, 8.10, 10.9

03-10-2023

prb-2023-11822

C2322117/5332003
22-12-2022 11-10-2023 artikel 11.7, 11.9, 11.10, 12.9, 12.10, 12.14, 13.1, 13.2, 13.3, 13.6, 13.9, 13.11

13-12-2022

prb-2022-15027

C2307481/5177029
02-12-2022 22-12-2022 artikel 6.9, 6.10, 7.1, 7.5, 7.6, 7.9, 7.10, 7.11, 7.14, 7.15, 7.17, 8.6, 8.9, 8.10, 10.8, 10.9

29-11-2022

prb-2022-14270

C2306131/5173561
12-10-2022 02-12-2022 artikel 9.1, 9.2, 9.4, 9.6, 9.9, 9.10, 9.11, 9.13

04-10-2022

prb-2022-11893

C23037681/5135800
17-05-2022 12-10-2022 artikel 6.10, 10.9

19-04-2022

prb-2022-5696

C2295336/5064920
29-04-2022 01-03-2020 17-05-2022 artikel 9.13

19-04-2022

prb-2022-4939

C2295336/5064920
01-02-2022 29-04-2022 paragraaf 13, 14, artikel 13.1, 13.2, 13.3, 13.4, 13.5, 13.6, 13.7, 13.8, 13.9, 13.10, 13.11, 13.12, 13.13, 13.14, 13.15, 13.16, 13.17, 13.18, 13.19, 14.1, 14.2, 14.3, 14.4

25-01-2022

prb-2022-1132

C2291877/5011889
22-12-2021 01-02-2022 artikel 11.8, 11.9, 11.10, 12.4, 12.5, 12.6, 12.8, 12.9, 12.10, 12.11

14-12-2021

prb-2021-12626

C2289756/4995748
21-10-2021 22-12-2021 artikel 6.9, 6.10, 7.9, 7.10, 8.5, 8.9, 8.10, 8.11, 10.8, 10.9

12-10-2021

prb-2021-9712

C2283773/4920488
05-03-2021 21-10-2021 artikel 1.13

23-02-2021

prb-2021-1668

C2275930/4840941
27-01-2021 05-03-2021 paragraaf 2, artikel 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, 2.16

18-01-2021

prb-2021-576

C2274893/4819375
30-12-2020 27-01-2021 artikel 1.7, 1.15, 1.17, 4.7, 4.14, 6.7, 6.17, 7.17, 8.7, 9.7, 9.13, 9.14, 11.7, 11.16, 12.7

08-12-2020

prb-2020-10035

C2272948/4800073
17-12-2020 30-12-2020 artikel 6.1, 6.5, 6.6, 6.9, 6.10, 6.11, 7.1, 7.5, 7.9, 7.10, 7.11, 8.1, 8.4, 8.5, 8.6, 8.9, 8.10, 8.11, 8.14, 11.1, 11.8, 11.9, 11.10, 12.6, 12.9, 12.10

08-12-2020

prb-2020-9494

C2270763/4797639/
22-07-2020 17-12-2020 artikel 6.10, 11.7, 11.10, 11.15, 12.4, 12.5, 12.6, 12.11, 12.14

07-06-2020

prb-2020-4769

C2266150/4720875
21-05-2020 22-07-2020 artikel 10.9

12-05-2020

prb-2020-3074

C2263166/4692016
16-04-2020 21-05-2020 artikel 4.8

07-04-2020

prb-2020-2166

C2261835/4676836
26-03-2020 16-04-2020 artikel 1.1, 1.6, 1.7, 1.14, 4.1, 4.2, 4.4, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, 4.15

17-03-2020

prb-2020-1723

C2259818/4662631
18-12-2019 26-03-2020 artikel 1.11, 6.1, 6.5, 6.6, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 6.17, 7.1, 7.5, 7.6, 7.9, 7.10, 7.12, 7.14, 7.15, 7.16, 7.17, 8.1, 8.4, 8.5, 8.6, 8.7, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, 8.15, 8.16, 9.1, 9.2, 9.4, 9.6, 9.7, 9.8, 9.9, 9.10, 9.11, 9.12, 9.13, 9.14, 9.15, 10.1, 10.6, 10.8, 10.9, 10.12, 10.14, 11.1, 11.3, 11.5, 11.6, 11.8, 11.9, 11.10, 11.11, 11.14, 11.15, 11.16, 11.17a, 12.1, 12.5, 12.6, 12.8, 12.9, 12.10, 12.14, 12.15, 12.16, 12.16a

11-12-2019

prb-2019-8194

C2254004/4614606
30-11-2019 18-12-2019 paragraaf 1, 2, 3, artikel 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6, 1.7, 1.8, 1.9, 1.10, 1.11, 1.12, 1.13, 1.14, 1.15, 1.16, 1.17, 1.18, 2.1, 2.2, 2.3, 2.4, 2.5, 2.6, 2.7, 2.8, 2.9, 2.10, 2.11, 2.12, 2.13, 2.14, 2.15, 2.16, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 3.16

19-11-2019

prb-2019-7797

C2253672/4599217
30-05-2019 30-11-2019 aanhef, paragraaf 5, 11, 12, 13, artikel 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 7.5, 11.1, 11.2, 11.3, 11.4, 11.5, 11.6, 11.7, 11.8, 11.9, 11.10, 11.11, 11.12, 11.13, 11.14, 11.15, 11.16, 11.17, 11.18, 12.1, 12.2, 12.3, 12.4, 12.5, 12.6, 12.7, 12.8, 12.9, 12.10, 12.11, 12.12, 12.13, 12.14, 12.15, 12.16, 12.17

21-05-2019

prb-2019-4015

C224489/ 4517224
20-03-2019 30-05-2019 artikel 9.11

12-03-2019

prb-2019-2009

C2240972/4487831
19-12-2018 20-03-2019 artikel 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 7.1, 7.3, 7.5, 7.6, 7.9, 7.10, 7.11, 7.12, 7.13, 7.14, 7.15, 7.16, 8.1, 8.3, 8.5, 8.6, 8.7, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, 8.13, 8.14, 8.15, 8.16, 9.10, 10.8, 10.9

11-12-2018

prb-2018-9387

C2235837/4448402
01-11-2018 19-12-2018 artikel 6.10, 7.10, 8.10

23-10-2018

prb-2018-8008

C2232040/4422862
18-10-2018 03-05-2018 01-11-2018 artikel 3.10

09-10-2018

prb-2018-7572

c2225160/4346910/C2225298
04-05-2018 18-10-2018 artikel 1.1, 1.13, 2.1, 2.13, 3.1, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.12, 3.13, 6.5

24-04-2018

prb-2018-3241

c2225160/4346910
13-04-2018 04-05-2018 paragraaf 10, 11, artikel 10.1, 10.2, 10.3, 10.4, 10.5, 10.6, 10.7, 10.8, 10.9, 10.10, 10.11, 10.12, 10.13, 10.14, 10.15, 11.1, 11.2, 11.3, 11.4

27-03-2018

prb-2018-2652

C2223938/4333147
10-02-2018 13-04-2018 artikel 6.5, 6.6, 6.7, 6.9, 6.10, 6.14, 6.17, 7.1, 7.5, 7.6, 7.8, 7.10, 8.5, 8.7

30-01-2018

prb-2018-1150

C2220626/4309020
03-01-2018 10-02-2018 paragraaf 9, 10, artikel 9.1, 9.2, 9.3, 9.4, 9.5, 9.6, 9.7, 9.8, 9.9, 9.10, 9.11, 9.12, 9.13, 9.14, 9.15, 10.1, 10.2, 10.3

19-12-2017

prb-2018-33

C2218487-4291138
24-05-2017 01-06-2016 03-01-2018 artikel 1.10

16-05-2017

prb-2017-2264

C2208343/4185665
25-02-2017 24-05-2017 artikel 6.1, 6.2, 6.3, 6.4, 6.5, 6.6, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 6.17, 6.18, 6.19, 6.20, 7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 7.9, 7.10, 7.11, 7.12, 7.13, 7.14, 7.15, 7.16, 8.1, 8.2, 8.3, 8.4, 8.5, 8.6, 8.7, 8.8, 8.9, 8.10, 8.11, 8.12, 8.13, 8.14, 8.15, 8.16, 9.1, 9.2, 9.3, paragraaf 6, 7, 8, 9

07-02-2017

prb-2017-809

4143962
31-12-2016 25-02-2017 artikel 4.1, 4.2, 4.3, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.12, 4.13, 4.14, 4.15, 5.1, 5.2, 5.3, 5.4, 5.5, 5.6, 5.7, 5.8, 5.9, 5.10, 5.11, 5.12, 6.1, 6.2, 6.3, 6.4

20-12-2016

prb-2016-7059

4124599
30-11-2016 01-06-2016 31-12-2016 artikel 1.10, 2.10

28-11-2016

Provinciaal blad 2016, 184

4109546
21-10-2016 30-11-2016 paragraaf 3, artikel 1.10, 2.10, 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6, 3.7, 3.8, 3.9, 3.10, 3.11, 3.12, 3.13, 3.14, 3.15, 3.16

18-10-2016

Provinciaal blad 2016, 156

4095039
01-06-2016 21-10-2016 nieuwe regeling

31-05-2016

Provinciaal blad 2016, 82

3999291