Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten, gelet op de urgente kwantitatieve en kwalitatieve
woningbehoefte in de provincie Noord-Brabant, het wenselijk achten een subsidieregeling
op te stellen;
Overwegende dat Gedeputeerde Staten, gelet op deze behoefte in de subsidieregeling
een paragraaf wensen op te nemen om collectieve wooninitiatieven van particulieren
en sociaal ondernemers te stimuleren tot woningbouw en om die reden subsidies wensen
te verstrekken voor zowel de haalbaarheidsfase als de ontwikkelfase van woningbouwprojecten;
Besluiten vast te stellen de volgende regeling:
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
collectief wooninitiatief: een groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon met
volledige rechtsbevoegdheid die blijkens zijn statuten beoogt hun belangen in een
woningbouwproject te behartigen;
deelnemers: de beoogde bewoners van de door het collectief wooninitiatief te realiseren woningen;
de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen
in Verordening 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PBEU 2013
L352/1);
financiële instelling: bank, verzekeraar, pensioenfonds of hypotheekadviseur;
duurzaam woningbouwplan: woningbouwplan waarbij natuurinclusief, klimaatadaptief, circulair, biobased of
carbon stored wordt gebouwd, als bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling;
onderneming: entiteit die economische activiteiten verricht, bestaande uit het aanbieden van
goederen of diensten op een markt;
sociale onderneming: onderneming die voldoet aan de Code sociale ondernemingen en uit dien hoofde is
opgenomen in het Register sociale ondernemingen, raadpleegbaar op https://www.codesocialeondernemingen.nl/over-het-register/zoek-deelnemer;
stichtingskosten: som van grondkosten, ontwikkelkosten en bouwkosten.
woningbouwproject: de realisatie van minimaal vijf zelfstandige woningen door een sociale onderneming
of door een collectief wooninitiatief, waarin de deelnemers gaan wonen;
woningbouwplan: plan voor de realisatie van een woningbouwproject, waarin tevens is opgenomen of
het project haalbaar is.
zelfstandige woning: woning die een eigen toegang heeft en die de bewoner kan bewonen zonder daarbij
afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning.
Bijlage 1 behorende bij artikel 1.6, tweede lid, onderdeel b, onder 4°, van de Subsidieregeling
wonen, bouwen en leefomgeving
Duurzaam woningbouwplan
Subsidievoorwaarde is dat in het duurzaam woningbouwplan voor de realisatie van een
woningbouwproject invulling is gegeven aan minimaal twee van de volgende bouwmethodes:
natuurinclusief, klimaatadaptief, circulair, biobased en carbon stored bouwen, blijkend
uit concrete maatregelen in het ontwerp van de woningen en in de woonomgeving.
A.Natuurinclusief bouwen
Natuurinclusief bouwen is een vorm van duurzaam bouwen waarbij zodanig gebouwd en
ingericht wordt dat een woning (of bouwwerk) resp. de directe omgeving bijdraagt aan
de lokale biodiversiteit (meer plant- en diersoorten) en natuurwaarden.
Concrete maatregelen voor woningen (of bouwwerken) zijn:
- •
Neststenen voor vogels;
- •
Kasten voor vleermuizen;
- •
Nokvorst: de opening onder de nokvorst kan de ingang zijn naar een nestplaats van
de gierzwaluw. Ook vleermuizen maken hier graag gebruik van;
- •
In kieren tussen kozijn, vensterbank en muur kunnen vleermuizen gaan zitten. Hetzelfde
geldt voor ruimtes achter boeiboorden, windveren en betimmering in de nok van een
kopse gevel;
- •
Spouw: via stootvoegen of andere spleten kruipen vleermuizen graag in de spouw. Bij
sommige huistypes nestelt de huismus ook in de spouw;
- •
Goot: de huiszwaluw maakt zijn nest graag onder de dakgoot;
- •
Dakpannen: onder dakpannen kunnen nesten zitten van de huismus, spreeuw of gierzwaluw.
Ook vleermuizen kunnen hier verblijven;
- •
Dakoverstek: ruimtes tussen de dakoverstek en de muur worden door vleermuizen gebruikt
als toegang tot de spouw. Onder de onderste rijen dakpannen zitten vaak nesten van
de huismus. De huiszwaluw maakt zijn nest graag onder de dakoverstek.
Concrete maatregelen voor de directe leefomgeving zijn:
B.Klimaatadaptief bouwen
Maatregelen voor een betere klimaatbestendigheid zijn het verminderen van hittestress
en betere berging van water bij overmatige neerslag en droogte, zoals:
- •
Afkoppeling hemelwater;
- •
Infiltratie hemelwater;
- •
Wateropslag/-berging;
- •
Groen dak, blauw dak, bruin dak;
- •
Vergroening buitenruimte;
- •
Geïntegreerde CO2-reductiemaatregelen;
- •
Integraal klimaatadaptief (water)plan.
C.Circulair bouwen
Circulair bouwen is gestoeld op twee pijlers:
- •
Gebruik zoveel mogelijk bestaande materialen, elementen en producten. Risico is dat
deze milieuonvriendelijke elementen bevatten, zoals glaswol;
- •
Gebruik zoveel mogelijk (nieuwe) materialen die milieuvriendelijk en vrij van toxische
stoffen zijn. Gebruik de materialen op zo’n manier dat ze weer demontabel en remontabel
zijn.
Circulaire materialen en producten hebben de volgende kenmerken:
- •
Circulaire materialen kunnen biobased zijn, maar ook (deels) worden gewonnen uit geologische
afzettingen en/of fossiele materialen als deze overvloedig aanwezig zijn in de natuur
en worden gewonnen zonder milieuschade;
- •
Circulaire producten zijn producten die herbruikbaar zijn zonder downcycling (naar
een inferieur product) aan het einde van de levensduur. Zij hebben niet alleen de
mogelijkheid om hergebruikt te worden, maar de leverancier geeft ook informatie over
het kringloopproces en de terugname regeling;
- •
Circulaire materialen die niet hergebruikt of teruggenomen worden, brengen na het
einde van hun gebruiksduur geen schade toe aan het milieu. Ook niet als deze materialen
in de natuur terechtkomen.
In het duurzaam woningbouwplan dient aangegeven te worden op welke wijze invulling
gegeven wordt aan de verschillende niveaus van circulariteit op de R-ladder. Uitgangspunt
daarbij is: hoe hoger op de R-ladder, hoe beter:
- 1.
Refuse: weigeren/voorkomen gebruik;
- 2.
Reduce: gebruiken van minder grondstoffen;
- 3.
Redesign: herontwerpen met oog op circulariteit;
- 4.
Re-use: product hergebruiken (tweedehands);
- 5.
Repair: onderhouden en repareren;
- 6.
Refurbish: product opknappen;
- 7.
Remanufacture: nieuw product van secundaire (tweedehands) materialen;
- 8.
Re-purpose: hergebruiken product in andere toepassing;
- 9.
Recycle: verwerken en hergebruiken materialen;
- 10.
Recover: energie terugwinnen.
D.Biobased bouwen
Biobased materialen zijn gedefinieerd als:
- •
Materialen afkomstig uit de levende natuur, gemaakt van dierlijk materiaal of van
schimmels, planten, bacteriën die ecologisch verantwoord geteeld, geoogst, behandeld,
gebruikt en hergebruikt worden, en veelal een lager gewicht hebben dan reguliere bouwmaterialen
(voorbeelden: hout, bioplastics, etc.);
- •
Grondstoffen uit veeteelt, tuin-, land- en bosbouw, uitgaande van regeneratieve teelt
die de ecologisch gezonde condities van de oogstlocatie waarborgt, nu en later;
- •
Materialen die tijdens de levensduur van een gebouw opnieuw kunnen groeien;
- •
Materialen die tijdens het groeiproces aanzienlijke hoeveelheden CO2 opslaan, waardoor
in een biobased gebouw deze CO2 langdurig opgeslagen zit;
- •
Materialen die na de levensduur van een gebouw herbruikbaar zijn als grondstof in
een nieuw bouwmateriaal of in de natuur;
- •
Materialen die optimaal ingezet worden via prefabricage, waardoor minder bewerking
op de bouwplaats plaatsvindt. Dit zorgt voor minder vervoersbewegingen, de bouwtijd
(en overlast voor de omgeving) neemt aanzienlijk af, en de uitstoot van stoffen en
afval tijdens het bouwproces wordt aanzienlijk verlaagd.
E. Carbon stored bouwen
Doel van carbon stored bouwen is CO2-vrij bouwen. Middelen zijn onder meer carbon
based design en toepassing van materialen die (netto) CO2 opslaan. De meeste traditionele
bouwmaterialen hebben een hoge CO2-uitstoot (beton, bakstenen, cement, glas en steenwol,
etc.). Veel biobased bouwmaterialen kennen een opslag van CO2, zoals hout, stro, bamboe,
vlas, hennep, etc.
Naast naar materiaalgebonden emissies, kan ook gekeken worden naar operationele emissies,
ofwel de emissies tijdens de gebruiksfase, gedurende de levensduur.
In het duurzaam woningbouwplan wordt aangegeven op welke wijze en met behulp van welke
concrete maatregelen CO2-uitstoot wordt beperkt.