§ 2.2 Historisch overzicht
Voor verduidelijking van het tot dusver gevoerde beleid over overdrachten volgt hierna
de relevante historische informatie.
Overdrachtenbeleid provinciale wegen 1973 - 1984
Totdat een grootschalige landelijke sanering van het wegenbeheer werd aangekondigd,
hanteerde de provincie de Nota Overdacht Wegen. Dit beleid heeft Provinciale Staten
in 1973 vastgesteld. Op hoofdlijnen betekende dit:
- -
Overdrachten geschieden alleen op basis van vrijwilligheid;
- -
De provincie betaalt aan de gemeente een volledige vergoeding van onderhoudskosten,
niet door jaarlijkse betalingen, maar door een éénmalige afkoopsom;
- -
De afkoopsom bestaat uit het gekapitaliseerde bedrag van de onderhoudskosten plus
een vergoeding voor het in goede staat van onderhoud brengen van de weg of het wegvak;
- -
De eigendomsoverdracht van de weg of het wegvak geschiedt om niet.
In bijzondere gevallen leverde de provincie maatwerk. In goed overleg maakte de provincie
dan andere afspraken. Bijvoorbeeld: de provincie droeg een weg om niet over naar de
gemeente waarbij de provincie vervangende infrastructuur aanlegde. Een en ander geheel
in lijn met het gestelde in de artikelen 19 en 20a van de Wegenwet.
Overdrachtenbeleid provinciale wegen 1984 - 1993
In 1982 maakte het rijk bekend dat zij een landelijke sanering van het wegenbeheer
voorbereidde. De beleidsvoornemens werden in het Structuurschema Verkeer en Vervoer
(SVV) geformuleerd. Het rijk benaderde het vraagstuk over het wegenbeheer vanuit een
andere invalshoek. De wegen werden als volgt verdeeld:
- -
Primaire wegen bij het rijk;
- -
Secundaire en tertiaire wegen bij de provincies;
- -
Overige wegen bij de gemeenten.
Gelijktijdig met de landelijke sanering zou de financiering van het wegenbeheer worden
herzien, de Wet Uitkering Wegen (WUW) zou vervallen. De operatie is afgerond op 1
januari 1993.
Voor de periode tot afronding van de WHW in 1984 heeft de provincie een nieuw overdrachtenbeleid
ontwikkeld: het Interim-beleid overdracht provinciale wegen aan gemeenten. Provinciale
Staten hebben dit op 14 maart 1984 vastgesteld. Uitgangspunt bij dit beleid was de
voornoemde toekomstige verdeling van het wegenbeheer. De hoofdlijnen uit dit beleid
zijn: - Tot de inwerkingtreding van de Saneringswet wordt het sedert 1973 gevoerde
actieve overdrachtenbeleid (inclusief afkoopsommen) niet voortgezet;
- -
Indien een gemeente niet bereid is af te zien van een afkoopsom, zal de provincie
de landelijke sanering afwachten en tot die tijd haar onderhoudsplicht nakomen;
- -
In geval van uitgesteld onderhoud en/of herinrichting kan de overdracht gepaard gaan
met een financiële bijdrage van de provincie aan de gemeente. In zulke gevallen nemen
partijen een voorwaarde betreffende de bestemming van de financiële bijdrage op in
de overdracht;
- -
Alvorens de provincie in de toekomst werken ter hand neemt die resulteren in een
omlegging van het doorgaande verkeer, maakt de provincie vooraf met het gemeentebestuur
afspraken over de overdracht zonder afkoopsom van het af te snijden wegvak.
Overdrachtenbeleid provinciale wegen na 1993
Het provinciale wegennet in deze periode was gebaseerd op de zogenaamde ‘Kernentheorie’:
provinciale wegen verbinden kern met kern. Trajecten door bebouwde kommen werden gezien
als een verantwoordelijkheid van gemeenten.
De eerste jaren na afronding van de WHW in 1993 heeft de provincie relatief weinig
wegen overgedragen. Met de vaststelling van het RVN in het kader van het PVVP in 1998
kwam daar verandering in. Het RVN vormde met het rijkswegennet een gesloten netwerk.
De wegen van het RVN, met uitzondering van de wegen in de stedelijke regio’s, zijn
voortaan de wegen die de provincie (in de toekomst) beheert en onderhoudt. Het rijk
beheert en onderhoudt de stroomwegen, de gemeenten beheren en onder-houden de overige
wegen.
Nieuwe richtlijnen inzake overdracht van wegen
Na afronding van de WHW hebben Rijkswaterstaat en de overkoepelende instanties van
provincies (Interprovinciaal Overleg Provincies, IPO), gemeenten (Vereniging van Nederlandse
Gemeenten, VNG) en waterschappen (Unie van Waterschappen) nieuwe landelijke richtlijnen
voor de overdracht van wegen na de effectuering van de WHW opgesteld. De nieuwe richtlijnen
waren in 1998 in concept gereed.
De nieuwe richtlijnen bevatten onder andere:
- -
Een inventarisatie van mogelijke overdrachtssituaties;
- -
Een overzicht van financiële uitgangspunten;
- -
Een voorstel voor aanpassing van de formule ter bepaling van de afkoopsom van toekomstig
onderhoud.
De richtlijnen benadrukken bovendien dat overdracht van wegen voornamelijk een kwestie
is van maatwerk en goed overleg tussen betrokken partijen.
Zowel het IPO als de VNG als de Unie van Waterschappen hebben zich uitgesproken vóór
toepassing van deze richtlijnen. Rijkswaterstaat was grotendeels akkoord met de richtlijnen.
Rijkswaterstaat was niet akkoord met de nieuwe formule voor het bepalen van een afkoopsom.
Rijkswaterstaat was het in het bijzonder niet eens met de factor om met behulp van
een berekende jaarlijkse vergoeding een éénmalige afkoopsom te bepalen (kapitalisatiefactor).
Het meningsverschil tussen de betrokken partijen is niet opgelost, waardoor de richt-lijnen
niet formeel vastgesteld zijn.
Hoewel de nieuwe richtlijnen niet formeel zijn vastgesteld, gebruikt de provincie
de inhoud ervan bij wegoverdrachten.