3 Verrekeningen tussen gemeenten
In artikel 50, lid 1, van de Wet arhi is bepaald dat, indien een verrekening tussen
gemeenten dient plaats te vinden, Gedeputeerde Staten, de besturen van die gemeenten
gehoord, het bedrag en zo nodig de wijze van betaling vaststellen. Er is voorzien
in een beroepsmogelijkheid.
Een verrekening is op grond van de Wet arhi ten aanzien van de volgende aspecten mogelijk:
- 1.
de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen in toegevoegd gebied
- 2.
de gemeenschappelijke regelingen
- 3.
de overgang van rechten en verplichtingen
- 4.
de voorziening van water, elektriciteit en gas
- 5.
uitkeringen van rijk, provincie of gemeenten.
Hierna zal gelet op het belang daarvan uitvoerig worden ingegaan op de verrekening
met betrekking tot de overgang van rechten en verplichtingen.
Onderscheid moet gemaakt worden in
- -
ondeelbare rechten en verplichtingen
- -
rechten en verplichtingen, die betrekking hebben op overgaand gebied.
Wat betreft de ondeelbare rechten en verplichtingen van een op te heffen gemeente
is in de Wet arhi bepaald, dat deze overgaan naar de gemeente waaraan de op te heffen
gemeente wordt toegevoegd dan wel, wanneer de gemeente naar meer dan één gemeente
overgaat, naar de in de betrokken herindelingswet aan te wijzen gemeente (dus altijd
naar één gemeente).
Uitzondering op deze algemene regel is, dat alle rechten en verplichtingen, die betrekking
hebben op het overgaande gebied, overgaan op de gemeente waaraan het gebied wordt
toegevoegd (dit betreft de territoriaal gebonden rechten). Wel zal de verkrijgende
gemeente dan de waarde moeten vergoeden aan de gemeente waarvan het gebied afkomstig
is. Immers bij laatstbedoelde gemeente blijven de ondeelbare rechten en verplichtingen.
Als de gemeente waarvan het gebied afkomstig is, wordt opgeheven, kan dit niet meer.
In dat geval moet verrekening plaatshebben met de gemeente, waarnaar op grond van
de herindelingswet de ondeelbare rechten en verplichtingen overgaan.
Het navolgende onderscheid is daarbij van belang:
a. De verrekeningen met betrekking tot de boekwaarde van activa in het overgaande
gebied
Voor de bepaling van de hierbovenbedoelde waarde moet onderscheid gemaakt worden tussen
enerzijds de voor de publieke dienst bestemde eigendommen en anderzijds de civiele
eigendommen. Wat de eerste betreft (en hier gaat het in de meeste gevallen om) wordt
in het algemeen de boekwaarde aanvaard als basis voor de waardebepaling. In bijzondere
gevallen, als redenen van billijkheid hiertoe noodzaken, kan er aanleiding zijn om
van een andere bijgestelde waarde uit te gaan. In de volgende gevallen kan hiertoe
aanleiding zijn:
- -
er is (recent) op de desbetreffende activa extra afgeschreven
- -
investeringen zijn (geheel of gedeeltelijk) uit reserves gedekt
- -
de boekwaarde van investeringen is (recent) naar boven "bijgesteld"
- -
er is achterstallig onderhoud ten aanzien van de over te dragen activa.
Indien nodig zullen Gedeputeerde Staten een eigen onderzoek instellen. Een voorbeeld
daarvan is indien gemeentebesturen verschil van inzicht hebben over de omvang van
het achterstallig onderhoud van een over te dragen publiekrechtelijk eigendom. In
dit verband wordt uitdrukkelijk aanbevolen de onderhoudstoestand van de over te dragen
wegen (en eventuele andere werken) op of zo kort mogelijk na de datum van herindeling
vast te leggen in een door beide partijen te accorderen onderhoudsrapport, zodat daarover
op een later tijdstip geen misverstanden rijzen.
Wat betreft in exploitatie zijnde complexen van het grondbedrijf ligt het eveneens
in de rede uit te gaan van de boekwaarde van het desbetreffende complex. De "nieuwe"
gemeente zet dan de exploitatie voort met de daaraan verbonden exploitatierisico's
(positief of negatief).
Als het gaat om civiele eigendommen (b.v. gemeentelijk bezit in de vorm van huizen,
boerderijen of landerijen) van de gemeente wordt in het algemeen de WOZ-waarde als
uitgangspunt gehanteerd.
b. De verrekeningen met betrekking tot reserves en voorzieningen
Er moet onderscheid gemaakt worden tussen gebiedsgebonden en niet-gebiedsgebonden
reserves en fondsen (voorzieningen). Reserves en voorzieningen, die tot een bepaald
gebied kunnen worden herleid, geven aanleiding tot verrekening. Bijvoorbeeld als zich
in het overgaand gebied een gemeentelijk gebouw bevindt, behoort de opgebouwde onderhoudsvoorziening
te worden verrekend en te worden overgedragen.
Ondeelbare rechten en verplichtingen gaan altijd over naar één (in de herindelingswet
aan te wijzen) gemeente. Op grond van de Wet arhi is het mogelijk dat Gedeputeerde
Staten bij het vaststellen van het bedrag van de verrekening alle reserves en voorzieningen
betrekken. Dit betekent, dat niet alleen de gebiedsgebonden voorzieningen voor verrekening
in aanmerking kunnen komen, doch ook de algemene reserves en die bestemmingsreserves,
die geen directe relatie met overgaand gebied hebben. De bedoeling van deze toevoeging
is - zo blijkt uit de memorie van toelichting bij de Wet arhi - het mogelijk te maken
reserves en voorzieningen in de verrekening te betrekken wanneer de billijkheid dat
vereist. Voorts wordt in de memorie van toelichting opgemerkt, dat het in de rede
ligt om bij het vaststellen van het bedrag van de verrekening de totale (positieve
en negatieve) financiële gevolgen voor de desbetreffende gemeenten in ogenschouw te
nemen en niet slechts één aspect daarvan (bijvoorbeeld de reserves).
Beleid van Gedeputeerde Staten
Gedeputeerde Staten hanteren als uitgangspunt bij de verrekening tussen gemeenten,
dat het de voorkeur verdient dat gemeenten in onderling overleg tot overeenstemming
komen. Indien er overeenstemming tussen gemeenten is, zullen Gedeputeerde Staten zich
bij de vaststelling van de verrekeningen in het algemeen hieraan conformeren. Echter
in gevallen waarin duidelijk onjuiste uitgangspunten zijn gehanteerd en/of voor een
der partijen een onbillijk resultaat ontstaat, zullen Gedeputeerde Staten, gehoord
de gemeenten, afwijkend kunnen besluiten. Bij het ontbreken van overeenstemming tussen
gemeenten zullen Gedeputeerde Staten, gehoord de gemeenten, het bedrag van de verrekening
naar eigen inzicht vaststellen.
Gedeputeerde Staten zullen in alle gevallen, waarin de billijkheid hiertoe noodzaakt,
de reserves bij de verrekening betrekken. De vraag rijst dan volgens welke verdeelsleutel
de verrekening van de reserves dient plaats te hebben. In het algemeen is verrekening
op basis van de verdeelsleutel aantal woonruimten het meest redelijk. Dit sluit echter
niet uit dat in gevallen die daarvoor aanleiding geven andere verdeelsleutels toegepast
kunnen worden.
Bij de verrekeningsproblematiek spelen rente-effecten eveneens een rol.
Tussen de datum van ingang van de herindeling en de betaling van de te verrekenen
bedragen verloopt immers nogal wat tijd. Vanwege het tijdsverloop is het redelijk
en gebruikelijk, dat de te verrekenen bedragen met rente worden vermeerderd. Hiervoor
wordt uitgegaan van de gemiddelde rente op de kapitaalmarkt voor 10-jarige leningen
met gelijkblijvende jaarlijkse aflossingen, een en ander conform opgave door de Bank
voor Nederlandse gemeenten. Indien de Bank voor Nederlandse Gemeenten van deze leningvorm
geen opgave van het rentetarief kan doen, ware opgave te vragen van de variant die
deze leningvorm het dichtst benadert (bv. in plaats van zonder de mogelijkheid van
wederzijdse aanpassing de leningvorm waarbij dat wel mogelijk is). De rente dient
te worden berekend over de periode lopende vanaf het tijdstip waarop de gewijzigde
indeling ingaat tot aan het tijdstip waarop de feitelijke betaling plaatsvindt. Het
is gebruikelijk dat de rente wordt berekend op basis van samengestelde intrest (van
jaar tot jaar rente op rente).