Inhoud regeling

Regeling vervallen per 10-01-2013

Subsidieregeling duurzame landbouw in Noord-Brabant

Geldend van 10-01-2013 t/m 09-01-2013

Intitulé

Subsidieregeling duurzame landbouw in Noord-Brabant

Het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op

- artikel 152 van de Provinciewet; - artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; - artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant; - de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007; - Het bestuursakkoord 2007-2011 “Vertrouwen in Brabant”; - Het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied 2007-2013; - De Beleidsnota Glastuinbouw 2006; - Plan van Aanpak Duurzaamheidimpuls Landbouw; - Plan van Aanpak Biologische Landbouw 2008-2011; - Het Brabants Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit; - Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001; - Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun, Pb EG L 379/05 van 28 december 2006. Overwegende - dat Provinciale Staten en het Rijk financiële middelen ter beschikking gesteld hebben om in de periode 2007 t/m 2013 via cofinanciering bij te dragen aan de verduurzaming van de landbouw in de provincie Noord-Brabant; - dat er in dit kader voor de periode 2008 t/m 2013 een budget van circa € 8 miljoen beschikbaar gesteld wordt; - dat er met het oog op de tijdige en optimale inzet van middelen en de verdeling daarvan over de verschillende relevante beleidsvelden en doelgroepen behoefte bestaat aan een subsidieregeling, die zich in het bijzonder richt op de activiteiten waarvoor het bovengenoemde budget is vastgesteld; - dat deze subsidieregeling consistent richtinggevend moet zijn voor de gehele periode tot en met 2013, maar dat tevens de nodige flexibiliteit verzekerd dient te zijn om adequaat in te kunnen spelen op zich wijzigende omstandigheden en behoeften.

Besluit de navolgende subsidieregeling vast te stellen:

Artikel 1 Definities

  • -

    Gedeputeerde Staten: het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant;

  • -

    deze subsidieregeling: de voorliggende subsidieregeling duurzame landbouw in Noord-Brabant;

  • -

    subsidiabele activiteit: een programma, project, maatregel of initiatief, dat volgens deze subsidieregeling voor subsidie in aanmerking kan komen;

  • -

    de EG-Verordening Verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie dd 15 december 2006 (Publicatieblad EU nr. L 358 dd 16-12-2006);

  • -

    De-minimissteun: Steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun, Pb EG L 379/05 van 28 december 2006, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • -

    ASV: de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant;

  • -

    ILG-verordening: de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007;

  • -

    de Bestuursovereenkomst de bestuursovereenkomst Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG), tussen het Rijk en de provincie Noord-Brabant over het beschikbare rijksbudget voor de periode 2007 t/m 2013 en de daarmee te realiseren prestaties per eind 2013;

  • -

    het bestuursakkoord: Het bestuursakkoord 2007-2011 “Vertrouwen in Brabant”;

  • -

    Duurzaamheidimpuls Landbouw: de provinciale uitvoeringsstrategie landbouw, waarin omgevingskwaliteit samengaat met economische ontwikkeling, innovatie en duurzaamheid, zoals uitgewerkt in het Plan van Aanpak “Duurzaamheidimpuls Landbouw” dd 23-5-2006;

  • -

    pMJP het provinciaal meerjarenprogramma Landelijk Gebied 2007-2013;

  • -

    POP het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 van Nederland;

  • -

    BSL: het Brabants Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, meerjarenprogramma 2008-2014 dd 15-04-2008;

  • -

    LOG: Landbouwontwikkelingsgebied;

  • -

    biologische landbouw: een gecontroleerde vorm van duurzame landbouw volgens principes, die vastgelegd zijn in richtlijnen, waarvan de naleving gewaarborgd wordt door het EKO-keurmerk;

  • -

    LIB Landbouw Innovatie Noord-Brabant, activiteitenprogramma 2008-2011;

  • -

    multifunctionele landbouw: een functionele combinatie van op primaire agrarische productie gerichte bedrijfsvoering met nevenactiviteiten;

  • -

    reconstructiegebieden: de gebieden, waarvoor op 22 april 2005 reconstructieplannen zijn vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Brabant;

  • -

    gebiedsplannen: de gebiedsgerichte plannen voor herstructurering, dan wel (her)ontwikkeling van agrarische activiteiten, die in overeenstemming met het provinciale beleid voor de betrokken sector zijn vastgesteld;

  • -

    prioritaire bedrijven: de agrarische bedrijven, waarvan in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit vastgesteld is, dat door hun emissies de fijnstofnorm (pm10) in hun directe omgeving overschreden wordt;

  • -

    RAV-lijst: de ten tijde van de subsidietoekenning geldende Bijlage 1 bij de Regeling ammoniak en veehouderij (oorspronkelijk Staatscourant 2002, nr. 82, nadien enige malen gewijzigd en aangevuld);

  • -

    Projectkosten: alle kosten, blijkend uit de begroting, die gemaakt (moeten) worden ten behoeve van de realisatie van een activiteit of project;

  • -

    Subsidiabele kosten: het deel van de projectkosten, dat in aanmerking genomen wordt als grondslag voor de subsidieverlening;

  • -

    SISA-verantwoordingssystematiek: de verantwoordingssystematiek conform de bepalingen van het Besluit financiële verhouding 2001 van 4 juli 2006 (Staatsblad 2006 nr. 328);

  • -

    Project ALFA: gezamenlijke project ‘Agrarische Landschappelijke en Functionele Architectuur’ van de provincie Noord-Brabant, ZLTO en NCB-ontwikkeling..

Artikel 2 Inleidende bepalingen

  • 1 Deze subsidieregeling betreft zowel subsidieverleningen onder het regime van de ILG-verordening als subsidieverleningen onder de ASV.

  • 2 De ILG-verordening is in ieder geval van toepassing op de subsidieverlening in het kader van artikel 3 lid 2 onder a van deze beleidsregel. Op die subsidieverleningen zijn de artikelen 4 tot en met 13 van deze beleidsregel slechts van toepassing voor zover zij met de ILG-verordening verenigbaar zijn.

  • 3 Bij de subsidieverleningen, waarop de ASV van toepassing is, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten in plaats daarvan de ILG-verordening toe te passen.

Artikel 3 Doel en reikwijdte

  • 1 Subsidies op basis van deze subsidieregeling kunnen worden verleend voor activiteiten, die geheel of gedeeltelijk bijdragen aan:

    • A.

      de Duurzaamheidimpuls Landbouw;

    • B.

      een toename van de productiecapaciteit (areaal en het aantal bedrijven) in de biologische landbouw en kennisuitwisseling tussen biologische en gangbare landbouw;

    • C.

      een verbetering van de luchtkwaliteit nabij agrarische bedrijven;

    • D.

      de versterking van de maatschappelijke functie van multifunctionele landbouw.

  • 1 Bij de subsidieverlening gelden de subsidieplafonds, die blijken uit de actuele provinciale begroting.

  • 2 Het in het vorige lid onder A. genoemde beleidsdoel wordt nader uitgewerkt in de volgende sectoren: intensieve veehouderij, glastuinbouw, boomteelt, melkveehouderij en overige dierlijke en plantaardige productie. Het gaat daarbij om:

    • a.

      de ILG-opgave om duurzame werkwijzen en technieken bij tenminste acht agrarische bedrijven te implementeren (pMJP maatregel 2.4d);

    • b.

      de projecten binnen de beleidsmatig vastgelegde pilot-LOG’s;

    • c.

      niet onder b. vallende pilotprojecten gericht op de intensieve veehouderij, de glastuinbouw, de boomteelt, of de melkveehouderij, dan wel combinaties van die sectoren;

    • d.

      het opschalen van de resultaten uit de projecten onder b. en c. in één of meer nader aan te geven gebieden, dan wel sectoren;

    • e.

      ad hoc-projecten, gericht op

      • -

        duurzame technieken in de mestafzet en –verwerking;

      • -

        energiebesparing, duurzame energievoorziening en -productie;

      • -

        technische ontwikkeling en onderzoek naar de toepassingsmogelijkheden van luchtwassers;

      • -

        beheersing van de nutriëntenbalans of de waterkwaliteit/-kwantiteit, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en de bodemvruchtbaarheid;

      • -

        kennisoverdracht op het gebied van duurzame technieken en productiewijzen, al dan niet in combinatie met implementatiebegeleiding;

      • -

        dierenwelzijn;

    • f.

      zorg dragen voor een optimale inpassing van agrarische gebouwen door het toepassen van een aangepaste architectuur zoals die in het kader van het project ALFA is ontwikkeld.

  • 3 Het in lid 1 onder B. genoemde beleidsdoel wordt nader uitgewerkt in:

    • a.

      projecten, gericht op verbetering van de toegang tot de markt voor bedrijven met biologische landbouw, zoals marktonderzoek en merkopbouw, voorlichting over marktbenadering, facilitering van participatie in productie- en afzetketens, ontsluiting van afzetkanalen, en dergelijke;

    • b.

      kennis- en ervaringsuitwisseling tussen biologische en gangbare landbouw, waardoor technieken en maatregelen, die bijdragen aan verduurzaming van de landbouw sneller op grote schaal kunnen worden toegepast;

    • c.

      promotie en informatievoorziening gericht op het consumerende publiek over duurzaam geproduceerd, verwerkt en bereid voedsel;

    • d.

      andere projecten, die bijdragen aan de doelstelling.

  • 4 Het in lid 1 onder C. genoemde beleidsdoel wordt nader uitgewerkt in het stimuleren van de plaatsing van gecombineerde luchtwassers bij intensieve dierhouderijen. Hierbij gelden als randvoorwaarden:

    • a.

      Het bedrijf ligt buiten de stedelijke en extensiveringsgebieden, die aangegeven zijn in de vastgestelde reconstructiegebieden en gebiedsplannen.

    • b.

      Het bedrijf komt niet voor op de lijst van prioritaire bedrijven, waarvoor op rijksniveau maatregelen ontwikkeld zijn of worden.

    • c.

      Subsidie kan slechts verleend worden voor gecombineerde luchtwassers, die voorkomen op de RAV-lijst, mits deze nog niet aangemerkt kunnen worden als ‘best beschikbare techniek’ (BBT) bij de beoordeling krachtens de Wet milieubeheer.

    • d.

      Bij subsidieaanvragen beoordelen Gedeputeerde Staten de mate waarin de betrokken luchtwasser bijdraagt aan het beleidsdoel. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de omvang van de gereinigde luchtstroom, de hoeveelheid afgevangen verontreiniging en de daarmee bereikte verbetering van de luchtkwaliteit. Indien er sprake is van een geringe, dan wel onvoldoende bijdrage kan de subsidie verleend worden voor een lager percentage dan het maximum, dan wel geheel geweigerd worden.

  • 5 Het in lid 1 onder D. genoemde beleidsdoel wordt nader uitgewerkt in activiteiten en projecten, die gericht zijn op:

    • a.

      het toevoegen aan de agrarische bedrijfsvoering, of uitbreiden van nevenactiviteiten, die de maatschappelijke functie van het bedrijf verbreden en versterken, zoals productie en huisverkoop van (streek)producten, educatie, zorglandbouw, recreatie en toerisme;

    • b.

      het versterken van de meerwaarde en continuïteit van de nevenactiviteiten voor het multifunctioneel agrarische bedrijfssysteem, waardoor dit duurzamer functioneert en meer bijdraagt aan de verschillende functies van zijn omgeving.

Artikel 4 Subsidies

  • 1 Subsidies voor de in artikel 3 lid 1 onder A, B en C genoemde doelen kunnen op basis van deze subsidieregeling en binnen de grenzen, die gesteld zijn in de artikelen 4, 9, 14 en 15 van de EG-verordening, verleend worden voor:

    • a.

      de ontwikkeling van nieuwe technieken en werkwijzen, dan wel innovatieve combinaties van bestaande technieken en werkwijzen;

    • b.

      validatieonderzoek en certificeringstrajecten;

    • c.

      markt- en haalbaarheidsonderzoeken;

    • d.

      voorlichting en opleidings-, trainings- en demonstratieprojecten;

    • e.

      de ondersteuning en begeleiding van opschalings- en implementatietrajecten;

    • f.

      samenwerkingsprojecten om de toegang tot de markt te verbeteren voor producten en diensten uit de biologische landbouw;

    • g.

      de investeringen en overige implementatiekosten voor niet gangbare of bovenwettelijke werkwijzen en technieken, indien en voor zover deze kosten de normale bedrijfsinvesteringen te boven gaan;

    • h.

      combinaties van a. t/m g;

    • i.

      de toepassing van aangepaste architectuur, zoals die in het kader van het project ALFA is ontwikkeld, bij de bouw van een agrarisch gebouw.

  • 2 Subsidies voor de in artikel 3 lid 1 onder D genoemde doelen kunnen op basis van deze subsidieregeling en binnen de randvoorwaarden voor de-minimissteun verleend worden voor:

    • a.

      investeringskosten, die samenhangen met de diversificatie naar niet agrarische activiteiten;

    • b.

      samenwerkingsprojecten om de toegang tot de markt te verbeteren voor producten en diensten uit de multifunctionele landbouw;

    • c.

      combinaties van a. en b.

  • 3 Uitgesloten van subsidie zijn:

    • a.

      studies en onderzoeken, die niet zijn gekoppeld aan de realisatie in de praktijk van de doelstellingen, genoemd in artikel 3 lid 1, bij een of meer agrarische bedrijven in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      investeringen in onroerend goed en in machines en materieel, die direct verbonden zijn aan de omschakeling van een individueel bedrijf van de traditionele productiewijze naar biologische landbouw;

    • c.

      activiteiten en projecten, die gericht zijn op agrarisch natuur- en landschapsbeheer en waarop het Groen-Blauwe dienstenkader van de provincie Noord-Brabant van toepassing is.

  • 4 Gedeputeerde Staten kunnen bij de subsidieverlening voorwaarden stellen over tussentijdse rapportages en over de prioritering en afstemming van de gesubsidieerde activiteiten met andere projecten en de in dat kader minimaal te bereiken resultaten.

  • 5 Gedeputeerde Staten leggen bij de subsidieverlening een datum vast waarop de subsidiabele activiteit afgerond moet zijn. Zij kunnen een uiterste termijn bepalen, waarbinnen de activiteit een aanvang genomen moet hebben.

Artikel 5 Subsidieontvangers

  • 1 Subsidie kan worden verleend aan:

    • -

      individuele of samenwerkende agrarische ondernemers, waaronder producentengroeperingen als omschreven/bedoeld in de EG-verordening, waarvan het werkgebied binnen de provincie Noord-Brabant ligt;

    • -

      privaatrechtelijke rechtspersonen, niet zijnde agrarische ondernemers, en publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van organen en uitvoeringsorganisaties van de rijksoverheid;

    • -

      samenwerkingsverbanden met deelnemers uit bovengenoemde groepen.

  • 2 Ondernemingen in moeilijkheden, als omschreven/bedoeld in de EG-Verordening, zijn als subsidieontvanger uitgesloten.

  • 3 Bij samenwerkingsverbanden dienen de participanten een penvoerder/ vertegenwoordiger van de groep naar Gedeputeerde Staten aan te wijzen. Dit laat onverlet, dat alle participanten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de realisatie van het project en de besteding van de verleende subsidie. Bij de subsidieverlening kan bepaald worden, dat de participanten hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de juiste besteding van de verleende subsidie.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

  • 1 Binnen de grenzen van de EG-verordening, respectievelijk de randvoorwaarden voor de-minimissteun, afhankelijk welke regeling van toepassing is, kan subsidie verkregen worden voor na de datum van subsidieverlening gemaakte:

    • a.

      direct aan de subsidiabele activiteit verbonden kosten van de subsidieontvanger, die blijken uit de begroting bij de aanvraag, met uitzondering van de salarissen en overige apparaatskosten van de in de activiteit participerende overheden en belangenorganisaties, die toegerekend kunnen worden aan hun reguliere werkzaamheden;

    • b.

      investeringskosten, voor zover deze niet behoren tot de (vervangings)investeringen bij reguliere bedrijfsvoering als omschreven/bedoeld in de EG-Verordening, dan wel de regeling voor de-minimissteun;

    • c.

      advies- en uitvoeringskosten door derden;

    • d.

      in de begroting bij de aanvraag opgenomen voorbereidings- en toezichtskosten, die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten noodzakelijk zijn voor de succesvolle uitvoering van de activiteit en tevens in redelijke verhouding staan tot de totale kosten van de activiteit.

  • 2 Naast de reeds in artikel 13 van de ASV , dan wel artikel 3 van de ILG-verordening, van subsidie uitgesloten kosten, zijn in ieder geval niet subsidiabel:

    • a.

      de organisatorische, administratieve en overlegkosten van de aanvrager, die verbonden zijn aan het voorbereiden van een subsidieaanvraag;

    • b.

      de kosten voor de ontwikkeling van modellen en meetinstrumenten, voor zover er op de markt qua toepassingsmogelijkheden vergelijkbare modellen en instrumenten bestaan;

    • c.

      de uitvoeringskosten, die reeds volgen uit krachtens wettelijk voorschrift opgedragen taken.

  • 3 Gedeputeerde Staten besluiten bij de subsidieverlening aan de hand van de bij de aanvraag ingediende begroting over de aard en de omvang van de in het concrete geval in aanmerking te nemen subsidiabele kosten.

  • 4 Gedeputeerde Staten kunnen na een daarop gericht gemotiveerd verzoek of uit eigen beweging besluiten om kosten, die in principe tot de subsidiabele kosten kunnen behoren, maar gemaakt zijn vóór de datum van subsidieverlening tot de subsidiabele kosten te rekenen.

Artikel 7 Randvoorwaarden

Bij het verlenen van subsidies op basis van deze subsidieregeling gelden als algemene voorwaarden binnen het kader, dat reeds gegeven is door de EG-verordening, dan wel de regeling voor de-minimissteun, alsmede de ILG-verordening, dan wel de ASV:

  • a.

    Subsidie wordt alleen verleend voor activiteiten, waarvan de uitvoering na subsidieverlening verzekerd is, hetgeen ten minste blijkt uit een sluitende begroting en bindende toezeggingen over de financiële bijdrage van de overige betrokken partijen. Indien Gedeputeerde Staten de gerechtvaardigde verwachting hebben, dat tijdig voor de startdatum van de activiteiten aan deze criteria zal zijn voldaan, kunnen zij de subsidie voortuitlopend daarop verlenen, maar uitsluitend onder de ontbindende voorwaarde, dat de activiteiten pas mogen starten als aan de criteria voldaan is.

  • b.

    Onderzoek, monitoring en opschalingsprojecten van experiment naar praktijk kunnen alleen voor subsidie in aanmerking komen voor zover zij gericht zijn op een concrete bijdrage aan de verduurzaming van de landbouw in Noord-Brabant.

  • c.

    Bij de projecten, genoemd in artikel 3 lid 2 onder a. bedraagt de subsidie maximaal € 50.000,- per bedrijf.

  • d.

    Bij de projecten, genoemd in artikel 4, lid 1, onder i, gelden de navolgende randvoorwaarden:

    • 1e

      . de meerkosten voor de bouw van agrarische gebouwen met een ontwerp volgens de methodiek zoals die wordt gebruikt in het project ALFA, ten opzichte van traditionele bouw moeten worden aangetoond en worden overgelegd bij de subsidieaanvraag;

    • 2e

      . het ontwerpplan van een project is vastgesteld in het kader van het project ALFA en wordt bij de aanvraag tot subsidie overlegd;

    • 3e

      . de bouw van agrarische gebouwen met aangepaste architectuur dient uiterlijk op 31 december 2011 gerealiseerd te zijn;

    • 4e

      . de subsidie bedraagt 50% van de meerkosten van de bouw van bedrijfsgebouwen tot een maximum van € 50.000 per bedrijf.

  • e.

    Bij de luchtwassers, bedoeld in artikel 3 lid 4 bedraagt de subsidie maximaal 35 % van de direct aan de plaatsing en inbedrijfstelling van de luchtwasser verbonden investeringskosten. Gedeputeerde Staten kunnen bij nadere regeling een lager maximum vaststellen.

  • f.

    Bij de overige projecten bedraagt de subsidie voor investeringen :

    • o

      maximaal 40 % , voor zover artikel 4 van de EG-verordening van toepassing is;

  • g.

    Bij de overige projecten bedraagt de subsidie voor de subsidiabele kosten, niet zijnde investeringen:

    • o

      maximaal € 400.000,- voor zover artikel 9 van de EG-verordening van toepassing is;

    • o

      maximaal 100 %, voor zover artikel 14, dan wel 15 van de EG-verordening van toepassing zijn.

  • h.

    Binnen de randvoorwaarden van de regeling voor de-minimissteun bedraagt de subsidie bij bedrijfsinvesteringen in nevenactiviteiten in de multifunctionele landbouw ten hoogste € 40.000,- . Een subsidie voor investeringen in onroerend goed en machines en materieel wordt voorts niet vaker verleend dan eens per 5 jaar voor hetzelfde bedrijf en uitsluitend op basis van een ondernemersplan, waaruit blijkt dat de bedrijfsomvang groter dan 25 nge is, de regionale vraag en economische haalbaarheid van de nevenactiviteit aangetoond is en de ondernemer beschikt over voldoende vakbekwaamheid voor het multifunctionele ondernemerschap;

  • i.

    In de beschikking tot subsidieverlening verantwoorden Gedeputeerde Staten hoe bij hun besluitvorming aan de bepalingen van de EG-verordening, dan wel de regeling voor de-minimissteun uitvoering is gegeven.

Artikel 8 Vereisten subsidieaanvraag en subsidieplafond

  • 1 Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder i, worden ingediend vóór 1 december 2010. Onder een aanvraag als bedoeld in de vorige volzin, wordt verstaan een aanvraag die is voorzien van de stukken, als vereist in artikel 7, onder d.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 vast op:

    • a.

      voor activiteiten, gericht op de doelen genoemd in artikel 3, lid 2, onder b tot en met f: € 0,00;

    • b.

       voor activiteiten, gericht op de doelen genoemd in artikel 3, lid 3: € 0,00;

    • c. voor activiteiten, gericht op de doelen genoemd in artikel 3, lid 4: € 0,00;

    • d. voor activiteiten, gericht op de doelen genoemd in artikel 3, lid 5: € 40.000,00

Artikel 9 Beoordelingscommissie

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen zich bij het beoordelen van aanvragen voor subsidieverlening laten bijstaan door een beoordelingscommissie.

  • 2 De beoordelingscommissie wordt in ieder geval betrokken bij de aanvragen voor activiteiten waarbij een tendersysteem van toepassing is verklaard.

Artikel 10 Samenloop van subsidies

  • 1 Een subsidie op grond van deze subsidieregeling kan verleend worden naast een andere subsidie op grond van deze subsidieregeling, mits de subsidiabele activiteiten voldoende van elkaar onderscheiden kunnen worden.

  • 2 Onverlet het bepaalde in lid 1, kan een subsidie op grond van deze subsidieregeling verleend worden in aanvulling op andere door Gedeputeerde Staten verleende subsidies, mits daarbij geen dubbeltelling van subsidiabele kosten optreedt en dat verenigbaar is met de EG-verordening.

  • 3 Een subsidie op grond van deze subsidieregeling kan verleend worden in aanvulling op een subsidie van een andere overheid voor dezelfde activiteit, voor zover dat verenigbaar is met de subsidieregels van die andere overheid en artikel 19 van de EG-verordening.

  • 4 Bij samenloop van subsidies volgens lid 3 is de subsidie op grond van deze subsidieregeling aanvullend, zodanig dat het totaal van de subsidies ten hoogste overeenkomt met het maximale subsidiebedrag volgens deze subsidieregeling.

  • 5 Bij samenloop van subsidies volgens lid 3 is de verlening van subsidie op grond van deze subsidieregeling afhankelijk van zekerheid over de verlening van alle subsidies, tenzij de aanvrager aantoont, dat de uitvoering van de subsidiabele activiteit ook zonder de overige subsidies voldoende gewaarborgd is.

Artikel 11 Verantwoordingsplicht

De subsidieontvanger, die rechtspersoon is naar publiek recht, is gehouden de SISA-verantwoordingssystematiek te volgen, voor zover deze op hem van toepassing is.

Artikel 12 Intrekkingsgronden

  • 1 Het niet meer voldoen aan de voorwaarden voor subsidieverlening, genoemd in deze subsidieregeling, dan wel de beschikking tot subsidieverlening, leidt tot intrekking van de verleende subsidie met ingang van de datum waarop niet meer aan die voorwaarden voldaan wordt.

  • 2 Afhankelijk van de mate waarin het ontstaan van de intrekkingsgrond aan de subsidieontvanger toegerekend kan worden, kan ook de subsidie voor de periode voorafgaand aan die datum geheel of gedeeltelijk ingetrokken worden.

Artikel 13 Hardheidsclausule

  • 1 Indien en voor zover de strikte toepassing van deze subsidieregeling leidt tot kennelijk onredelijke of onbillijke besluitvorming over een ingediende subsidieaanvraag of een verleende subsidie, dan wel een beslissing, die het bereiken van de algemene doelstelling ‘verduurzaming van de landbouw’ onevenredig belemmert, kunnen Gedeputeerde Staten gemotiveerd van deze subsidieregeling afwijken.

  • 2 Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid blijven de beperkingen van Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Europeesrechtelijke bepalingen over concurrentie en staatssteun van kracht.

Artikel 14 Slotbepalingen

  • 1 Deze subsidieregeling wordt bekend gemaakt door plaatsing in het “Provinciaal Blad van Noord-Brabant”.

  • 2 Deze subsidieregeling treedt in werking op de dag na de bekendmaking.

  • 3 Deze subsidieregeling kan aangehaald worden als “Subsidieregeling duurzame landbouw in Noord-Brabant”

Ondertekening

Ondertekening
de voorzitter J.R.H. Maij-Weggen
de secretaris drs. W.G.H.M. Rutten

Wetstechnische informatie

Regeling vervallen per 10-01-2013

Subsidieregeling duurzame landbouw in Noord-Brabant

Geldend van 10-01-2013 t/m 09-01-2013

Algemeen

Overheidsorganisatie Noord-Brabant
Organisatietype Provincie
Officiële naam regeling Subsidieregeling duurzame landbouw in Noord-Brabant
Citeertitel Subsidieregeling duurzame landbouw in Noord-Brabant
Vastgesteld door gedeputeerde staten
Onderwerp financiën en economie
Eigen onderwerp agrarische sector, subsidies, financieel kader
Indeling regeling Overig
Regeling onder de Omgevingswet Nee
Externe bijlagen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 152
  2. Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant, art. 2
  3. Subsidieverordening inrichting landelijk gebied 2007

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vooraf aangemeld bij de Europese Commissie; kennisgeving is geregistreerd en gepubliceerd op 5 juni 2009 JOCE C/125/2009 (nr.XA 220 / 2008 - Subsidieregeling Duurzame Landbouw in Noord-Brabant).

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Dit overzicht bevat alleen gepubliceerde versies.

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-01-2013 10-01-2013 Intrekking

08-01-2013

Provinciaal Blad, 2013, 1

S0256264
01-01-2012 10-01-2013 art. 8, tweede lid

20-12-2011

Provinciaal Blad, 2011, 324

S0231791
22-04-2011 01-01-2012 art. 8, tweede lid

19-04-2011

Provinciaal Blad, 2011, 91

1677148
01-06-2010 22-04-2011 art. 1, 3, 4, 7, 8, 12, 13

11-05-2010

Provinciaal Blad, 2010, 79

1677148