Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden
Gedeputeerde staten van Noord-Brabant
Gelet op het bepaalde in:
-de titels 4.2 en 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht
-artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant,
vastgesteld door Provinciale Staten op 30 september 2005 (Provinciaal blad
van Noord-Brabant nummer 138/05)
Besluiten:
vast te stellen de navolgende beleidsregels voor de subisidiëring van de
sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden en daarbij te
bepalen dat de hoofdstukken II, III en IV, alsmede de artikelen 9, 10 en 12
van de Algemene subsidieverordening Provincie Noord-Brabant niet van
toepassing zijn;
Bijlage 2
AANVRAAGFORMULIER
subsidieverlening op grond van artikel 8 van de Subsidieregeling sanering
glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden
Ondergetekende,
Gegevens aanvrager:
Naam en voorletters : ………………………………………………………... Adres : ………………………………………………………...
Postcode en Plaats : …………………………………...…………………… Telefoonnummer(s) :
…………………………………...…………………… E-mailadres : …………………………………...……………………
Giro/bankrekeningnummer : ………………………………………………………... BTW-nummer :
………………………………………………………...
verzoekt hierbij in verband met de sanering van een (voormalig)
glastuinbouw-bedrijf om subsidie op grond van artikel 8 van de Subsidieregeling
sanering glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden.
Gegevens glastuinbouwlocatie:
Adres : …………………………………...…………………… Postcode en Plaats : …………………………………...……………………
Naam bedrijf : …………………………………...…………………… Rechtsvorm (v.o.f./maatschap/B.V.) :
…………………………………...……………………
Hoedanigheid aanvrager (vennoot/directeur/eigenaar) :
…………………………………...……………………
Kadastrale aanduiding glastuinbouwlocatie:
Kadastrale gemeente Sectie Perceelsnummer Oppervlakte in ha
Bijlagen
In verband met deze aanvraag heeft ondergetekende bijgevoegd:
1.Een kadastraal uittreksel en uittreksel uit de Kadastrale Kaart. Het gaat
hierbij om een actueel kadastraal bericht (subject) ten bewijze van eigendom van
het bedrijf en een kadastrale kaart waarop de (bedrijfs)gebouwen zijn
aangegeven;
2.Een situatieschets van de bedrijfsgebouwen (bij voorkeur schaal 1:1000) met
daarop aangegeven de ligging en aanduiding van de bedrijfsgebouwen);
3.Een uittreksel uit het geldende bestemmingsplan (of wijziging art. 11 WRO of
vrijstelling art. 19 WRO), bestaande uit de plankaart en relevante voorschriften
(artikel 3, eerste lid onder d) Subsidieregeling);
4.Indien van toepassing: een kopie van de subsidiebeschikking op grond van de
Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 (artikel 3, derde lid Subsidieregeling).
Ondertekening
Ondergetekende(n) verklaart (verklaren) dat geen andere geldelijke bijdragen
zijn of zullen worden aangevraagd, danwel ontvangen, voor de sanering van het
(voormalige) glastuinbouwbedrijf (hieronder mede te rekenen de aankoop door een
particuliere partij in het kader van de ontwikkeling van een woningbouwlocatie
of een bedrijventerrein).
Ik (wij) verkla(a)r(en) dit formulier en de bijlagen naar waarheid te hebben
ingevuld c.q. toegevoegd.
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Indien u deel uitmaakt van een samenwerkingsverband dan dienen ook de andere
vennoten/maten te ondertekenen.
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Indien eigenaar en gebruiker van de aangeboden locatie(s) niet dezelfde
(rechts)perso(o)n(en) zijn dan dienen zij gezamenlijk het verzoek in te dienen
en te ondertekenen.
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
In te vullen door de Provincie Noord-Brabant
Datum/tijdstip ontvangst : …………………………………...…………………… Paraaf :
…………………………………...…………………… Aanvraagnummer : …………………………………...…………………… Opmerkingen :
…………………………………...……………………
Bijlage 3
AANVRAAGFORMULIER
subsidievaststelling op grond van artikel 10 van de Subsidieregeling sanering
glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden
Ondergetekende,
Naam en voorletters : ………………………………………………………... Adres : ………………………………………………………...
Postcode / Woonplaats : …………………………………...…………………… Giro/bankrekeningnummer :
………………………………………………………...
verzoekt hierbij in verband met de sanering van een (voormalig)
glastuinbouw-bedrijf om vaststelling en betaling van het subsidiebedrag op grond
van artikel 10 van de Subsidieregeling sanering glastuinbouwbedrijven in
kwetsbare gebieden.
In verband met deze aanvraag heeft ondergetekende bijgevoegd:
1.Een kopie van de gemeentelijke sloopvergunning *);
2.Een verklaring van ondergetekende dat alle sloop- en
verwijderingswerkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b) en c)
van deze subsidieregeling zijn verricht en dat het perceel is geëgaliseerd
*);
3.Bewijsstukken dat puin en afval in gescheiden fracties (tenminste de fracties
gevaarlijke afvalstoffen, asbest en overige afval) zijn gestort op een legale
stortplaats (stortbonnen) *);
4.Een asbestinventarisatierapport opgemaakt door een BRL 5052 gecertificeerd
asbestinventarisatiebedrijf, indien een of meer van de gesloopte bouwwerken was
gebouwd vóór 1 juli 1993 *);
5.Indien asbest aanwezig was: een verklaring van een BRL 5050 gecertificeerd
astbestverwijderingsbedrijf dat het asbest overeenkomstig de regelgeving voor
astbestverwijdering is verwijderd *);
6.Verklaring van het gemeentebestuur dat na de indiening van de aanvraag om
subsidie-verlening geen bouwaanvragen meer zijn ingediend voor de betrokken
kavel en dat op dat moment aanhangige bouwaanvragen, alsmede verleende
bouwvergunningen waarvan nog geen gebruik was gemaakt, zijn ingetrokken (artikel
3, eerste lid, onder e Subsidieregeling);
7.Indien van toepassing: een kopie van de beschikking tot intrekking of
wijziging van de milieuvergunning (artikel 3, eerste lid, onder g
Subsidieregeling);
8.Een rapport verkennend bodemonderzoek volgens NEN 5740, opgemaakt na
voltooiing van alle sloop- en verwijderingswerkzaamheden, en indien de locatie
verdacht is van asbestverontreiniging een asbestonderzoek volgens NEN 5705 of
NEN 5897(artikel 3, eerste lid, onder g Subsidieregeling);
9.Indien van toepassing: het evaluatierapport betreffende de bodemsanering
volgens protocol VKB 6001 of 6002;
10.Indien van toepassing: bewijsstukken van de verkoop van EHS-grond aan BBL of
de beëindiging van de pachtovereenkomst met Staatsbosbeheer of een particuliere
natuurbeschermingsinstantie (in artikel 3, eerste lid, onder h
Subsidieregeling).
De met een *) aangeduide onderdelen hoeven niet te worden ingediend indien zij
reeds bij de aanvraag om een voorschot zijn aangeleverd.
Ondertekening
Met de ondertekening van dit aanvraagformulier verklaart ondergetekende dat de
glastuinbouwkavel niet is aangekocht door of in eigendom is van een
overheidslichaam (artikel 4, eerste lid, onder b Subsidieregeling).
Ik (wij) verkla(a)r(en) dit formulier en de bijlagen naar waarheid te hebben
ingevuld c.q. toegevoegd.
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Indien u deel uitmaakt van een samenwerkingsverband dan dienen ook de andere
vennoten/maten te ondertekenen.
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Indien eigenaar en gebruiker van de aangeboden locatie(s) niet dezelfde
(rechts)perso(o)n(en) zijn dan dienen zij gezamenlijk het verzoek in te dienen
en te ondertekenen.
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Bijlage 4
AANVRAAGFORMULIER
Voorschot op grond van artikel 11 van de Subsidieregeling sanering
glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden
Ondergetekende,
Naam en voorletters : ………………………………………………………... Adres : ………………………………………………………...
Postcode / Woonplaats : …………………………………...…………………… Giro/bankrekeningnummer :
………………………………………………………...
verzoekt hierbij in verband met de sanering van een (voormalig)
glastuinbouw-bedrijf om een voorschot van 50% van het bij subsidieverlening
bepaalde subsidiebedrag op grond van artikel 11 van de Subsidieregeling sanering
glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden.
In verband met deze aanvraag heeft ondergetekende bijgevoegd:
1.Een kopie van de gemeentelijke sloopvergunning;
2.Bewijsstukken dat puin en afval in gescheiden fracties (tenminste de fracties
gevaarlijke afvalstoffen, asbest en overige afval) zijn gestort op een legale
stortplaats (stortbonnen);
3.Een asbestinventarisatierapport opgemaakt door een BRL 5052 gecertificeerd
asbestinventarisatiebedrijf, indien een of meer van de gesloopte bouwwerken was
gebouwd vóór 1 juli 1993;
4.Indien asbest aanwezig was: een verklaring van een BRL 5050 gecertificeerd
astbest-verwijderingsbedrijf dat het asbest overeenkomstig de regelgeving voor
astbestverwijdering is verwijderd.
Ondertekening
Met de ondertekening van dit aanvraagformulier verklaart ondergetekende dat alle
sloop- en verwijderingswerkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder
b) en c) van deze subsidieregeling zijn verricht en dat het perceel is
geëgaliseerd.
Ik (wij) verkla(a)r(en) dit formulier en de bijlagen naar waarheid te hebben
ingevuld c.q. toegevoegd.
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Handtekening ………...……………..
Indien u deel uitmaakt van een samenwerkingsverband dan dienen ook de andere
vennoten/maten te ondertekenen.
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Indien eigenaar en gebruiker van de aangeboden locatie(s) niet dezelfde
(rechts)perso(o)n(en) zijn dan dienen zij gezamenlijk het verzoek in te dienen
en te ondertekenen.
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Datum ………...……………..
Naam ….……...……………..
Handtekening ………...……………..
Bijlage 5 Subsidieovereenkomst sanering
glastuinbouwbedrijf
De ondergetekenden:
1.De Provincie Noord-Brabant, een rechtspersoon naar publiekrecht, gevestigd te
’s-Hertogenbosch aan de Brabantlaan 1, ter zake rechtsgeldig vertegenwoordigd
door mevrouw mr. E. M.A. van Sprang - Helmig, hoofd van het bureau Vastgoed van
de Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving, handelend ter uitvoering van
het besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant van …[datum besluit
subsidieverlening], hierna te noemen: “de Provincie”,
en
2.De heer/mevrouw/maatschap/vof/besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid ……, wonende/gevestigd te … …aan de ……, [ingeval van een
rechtspersoon: ter zake rechtsgeldig vertegenwoordigd door ……], hierna te
noemen: “de subsidieontvanger”;
De Provincie en de subsidieontvanger hierna gezamenlijk ook te noemen:
“Partijen”.
Overwegende:
1.dat Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant bij beschikking van …, nr. …, aan de
subsidieontvanger een subsidie hebben verleend voor de sanering van het
[voormalige] glastuinbouwbedrijf op de glastuinbouwkavel [adres,
perceelsaanduiding, kadastrale aanduiding], hierna te noemen: “de
subsidieverlening”;
2.dat deze subsidie wordt verstrekt overeenkomstig de door Gedeputeerde Staten
van Noord-Brabant op 22 augustus 2006 vastgestelde “Subsidieregeling sanering
glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden” (Provinciaal blad nr …), hierna te
noemen “de saneringsregeling”;
3.dat de subsidieontvanger overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 1, sub
d van de saneringsregeling medewerking moet geven aan het verlenen van een
passende andere bestemming aan de betrokken glastuinbouwkavel door het
gemeentebestuur en in afwachting van de aanpassing van het bestemmingsplan geen
bouwwerken mag oprichten op de glastuinbouwkavel;
4.dat de subsidieontvanger ter verzekering hiervan de onderhavige overeenkomst
dient aan te gaan met de Provincie, welke overeenkomst kan worden aangemerkt als
een overeenkomst in de zin van artikel 4:36 van de Algemene wet
bestuursrecht;
verklaren het volgende te zijn overeengekomen:
Artikel 1 Begripsbepalingen
Op de in deze overeenkomst gebruikte begrippen zijn de omschrijvingen als
opgenomen in artikel 1 van de saneringsregeling van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 2
1.De subsidieontvanger zal zo spoedig mogelijk na de ondertekening van deze
overeenkomst een verzoek indienen bij het gemeentebestuur om een passende andere
bestemming te leggen op de glastuinbouwkavel.
2.De subsidieontvanger zal voorts alle medewerking verlenen aan de aanpassing
van het ter plaatse van de glastuinbouwkavel geldende bestemmingsplan, gericht
op de totstandkoming van een passende andere bestemming als bedoeld in lid
1.
Artikel 3
De subsidieontvanger zal geen bezwaar maken danwel andere rechtsmaatregelen
treffen tegen een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op
de ruimtelijke ordening, een besluit tot herziening, wijziging of verlening van
vrijstelling van het ter plaatse van de glastuinbouwkavel geldende
bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10, 11 respectievelijk 19 van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening, danwel enig ander besluit in verband met de aanpassing
van het ter plaatse van de glastuinbouwkavel geldende bestemmingsplan gericht op
de totstandkoming van een passende andere bestemming als bedoeld in artikel 2,
lid 1.
Artikel 4
De subsidieontvanger zal tot het moment waarop de aanpassing van het ter plaatse
van de glastuinbouwkavel geldende bestemmingsplan als bedoeld in lid 1
onherroepelijk is, geen initiatieven nemen of doen nemen tot het oprichten van
bebouwing op, aan of in de glastuinbouwkavel, anders dan toegestaan onder
artikel 3, lid 2, van de saneringsregeling.
Artikel 5
1.In het geval van gehele of gedeeltelijke vervreemding danwel ingebruikgeving
onder welke titel dan ook van de glastuinbouwkavel waarbij de nieuwe eigenaar
respectievelijk gebruiker in de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de
subsidieverlening treedt, welke nieuwe eigenaar respectievelijk gebruiker alsdan
als de subsidieontvanger wordt aangemerkt, is de subsidieontvanger verplicht er
zorg voor te dragen dat de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit deze
overeenkomst overgaan op de nieuwe eigenaar respectievelijk gebruiker.
2.Treedt in het geval als bedoeld in lid 1 de nieuwe eigenaar respectievelijk
gebruiker niet in de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit de
subsidieverlening dan is de subsidieontvanger verplicht er zorg voor te dragen
dat de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst mede
aanvaard worden door iedere nieuwe eigenaar respectievelijk gebruiker.
Artikel 6
Onverminderd het recht van de Provincie op volledige schadevergoeding is de
subsidieontvanger bij overtreding van het bepaalde in de artikelen 2, 3, 4 of 5
van deze overeenkomst aan de Provincie een direct opeisbare boete verschuldigd
van € 25.000,00 (zegge: vijfentwintigduizend euro) per geval, zonder dat enige
sommatie of ingebrekestelling is vereist.
Artikel 7
1.De rechten en verplichtingen voortvloeiende uit deze overeenkomst komen te
vervallen op het moment dat de aanvraag die aan de subsidieverlening ten
grondslag ligt door de subsidieontvanger wordt ingetrokken.
2.Onverminderd het bepaalde in lid 1 doen Partijen uitdrukkelijk afstand van de
bevoegdheid respectievelijk het recht om van deze overeenkomst uit welke hoofde
ook de ontbinding of vernietiging te verlangen, een en ander onverminderd het
recht op schadevergoeding.
Aldus in tweevoud ondertekend te ’s-Hertogenbosch, respectievelijk … [woonplaats
subsidieontvanger]
Op … ….. 2005, respectievelijk … …. 2005
Provincie Noord-Brabant,
namens deze,
Mevrouw mr. E. M.A. van Sprang Helmig,
hoofd van het bureau Vastgoed van de
Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving,
…. [naam subsidieontvanger]
Toelichting algemeen
Provinciaal saneringsbeleid voor de glastuinbouw
Het provinciale glastuinbouwbeleid is vastgelegd in de nota Glastuinbouw,
vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 24 augustus 1999. Het beleid is gericht
op de ruimtelijke concentratie van glastuinbouwbedrijven, omdat daardoor
economische en milieuvoordelen kunnen worden behaald en minder aantrekkelijke
kanten van ruimtelijke spreiding, waaronder met name de belasting van natuur en
landschap, kunnen worden voorkomen of weggenomen.
Wat betreft de sanering van glastuinbouwbedrijven is in de nota bepaald dat
solitair gelegen bedrijven in gebieden die vanuit het oogpunt van landschaps-,
natuur- en cultuurhistorische waarden als kwetsbaar moeten worden aangemerkt
moeten worden verplaatst of beëindigd. In het Streekplan Noord-Brabant 2002 zijn
de belangrijkste van deze kwetsbare gebieden samengebracht in de groene
hoofdstructuur (GHS) en de agrarische hoofdstructuur landschap
(AHS-landschap).
Door middel van de onderhavige subsidieregeling en het geld dat de provincie
voor de uitvoering daarvan uittrekt geeft ons college invulling aan het
saneringsbeleid voor de glastuinbouw. Dit beleid kan tevens een stimulans zijn
voor de verplaatsing van glastuinbouwbedrijven naar duurzame locaties, met name
in een van de vestigings- en doorgroeigebieden van onze provincie. Voor de
ontwikkeling van deze gebieden heeft de provincie in 2002 samen met de
ZLTO/NCB-Ontwikkeling de Tuinbouw Ontwikkelingsmaatschappij (TOM)
opgericht.
Het sanerings- en verplaatsingsbeleid voor de glastuinbouw is een onderdeel van
het provinciale beleid voor de revitalisering van het landelijk gebied van
Noord-Brabant. De reconstructie- en gebiedsplannen voor de revitalisering zijn
op 22 april 2005 vastgesteld door Provinciale Staten. De reconstructieplannen
(Oost- en Midden-Brabant) zijn opgesteld op basis van de Reconstructiewet
concentratiegebieden; de gebiedsplannen (West-Brabant) op initiatief van het
provinciaal bestuur.
Kwetsbare gebieden: GHS-landbouw en AHS-landschap Deze subsidieregeling richt
zich op het wegnemen van solitair gelegen bedrijven in de Groene hoofdstructuur
landbouw (GHS-landbouw) en de Agrarische hoofdstructuur landschap
(AHS-landschap). Voor de sanering van de glastuinbouwbedrijven in de meest
kwetsbare gebieden – de GHS-natuur – is het Ministerie van LNV verantwoordelijk.
De meeste van de in de GHS-natuur gelegen glastuinbouwbedrijven zijn in de
afgelopen jaren reeds aangekocht door de Dienst Landelijk Gebied van LNV.
Sanering van gespecialiseerde (voormalige) glastuinbouwbedrijven
Deze subsidieregeling is gericht op gespecialiseerde glastuinbouwbedrijven, dit
wil zeggen bedrijven met een glasopstand van tenminste 5.000 m2. De verspreide
aanwezigheid van deze bedrijven doet duidelijk afbreuk aan de natuurlijke,
landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten in de GHS en de
AHS-landschap. Bovendien vertegenwoordigen bedrijven met minder dan 5.000 m2 aan
glas in het algemeen nauwelijks of geen economische waarde.
Om de afbraak van kassen met een oppervlak van minder dan 5.000 m2 toch
enigszins te stimuleren hebben wij in onze modelverordening voor de sloop van
agrarische en overige bebouwing in het buitengebied (zie hierna) een
subsidiemogelijkheid opgenomen voor deze kleinere kassen.
Actieve glastuinbouwbedrijven zijn gelijkgeschakeld met voormalige
glastuinbouwbedrijven, omdat het er uiteindelijk om gaat dat de glasopstanden
met de bijbehorende bebouwing uit het landschap verdwijnen.
Tenderprocedure, prioritering
De onderhavige subsidieregeling wordt opengesteld door middel van een
tenderprocedure. Daarin wordt gedurende een bepaalde tijd (bijvoorbeeld een
maand) de mogelijkheid geboden om subsidieaanvragen in te dienen, waarna alle
aanvragen worden gerangschikt naar de ligging in meer of minder kwetsbaar gebied
(respectievelijk GHS-landbouw en AHS-landschap). Vervolgens worden de aanvragen
per gebied geprioriteerd door middel van een gewogen loting, waarbij een hogere
prioriteit wordt toegekend aan de bedrijven die beschikken over een serieus plan
voor verplaatsing naar een concentratiegebied voor de glastuinbouw in de
provincie Noord-Brabant of elders in Nederland. De aanvraag met de hoogste
prioriteit wordt als eerste ingewilligd, vervolgens de tweede, enzovoort. Deze
toekenning gaat door totdat het budget voor de betreffende aanvraagperiode
volledig vergeven is; zie de artikelen 6 en 7, alsmede bijlage 1.
Op deze wijze wordt absolute voorrang verleend aan de sanering van (voormalige)
bedrijven die de grootste ecologische bijdrage leveren en relatieve voorrang aan
bedrijfsbeëindingen die gepaard gaan met verplaatsing. Het laatste is bedoeld om
een extra impuls te geven aan de ruimtelijke concentratie van de
glastuinbouw.
Financiële middelen
De budgetten die voor deze regeling beschikbaar worden gesteld zijn afkomstig
uit de verbrede inzet van de aanpak ruimte voor ruimte. In deze verbrede inzet
wordt extra woningbouw mogelijk gemaakt in ruil voor een financiële bijdrage aan
de beëindiging en de sloop van glastuinbouwbedrijven en de sloop van andere
bebouwing in het buitengebied van Noord-Brabant. De bestemmingswinsten uit de
kavelontwikkeling van de woningen worden aangewend voor de onderhavige
subsidieregeling en voor de door gemeenten open te stellen subsidieverordening
sloop ongewenste bebouwing buitengebied. Over de aanpak ruimte voor ruimte
(verbreed) zijn landelijke afspraken gemaakt in het zogeheten Pact van
Brakkenstein . Op 27 juni 2006 heeft ons college beleidsregels vastgelegd in de
Beleidsnota verbrede inzet van de aanpak ruimte voor ruimte.
Vooruitlopend op de inkomsten uit de verbrede inzet van de aanpak ruimte voor
ruimte stelt de provincie voorlopig een bedrag van € 11 miljoen ter beschikking
voor de sanering van de glastuinbouw. Door middel van het subsidieplafond
besluiten Gedeputeerde Staten of dit bedrag ineens dan wel in tranches wordt
uitgegeven (zie artikel 6).
Europese aspecten
Subsidiëring van bedrijfsbeëindiging en afbraak van glastuinbouwbedrijven komt
niet voor medefinanciering door de Europese Unie in aanmerking. In het bijzonder
de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie en
Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) , waarop het Nederlandse
Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) is gebaseerd, voorzien niet in
medefinanciering van saneringsmaatregelen in de glastuinbouw. De subsidies
moeten wel voldoen aan de EU-bepalingen over staatssteun, in het bijzonder de
communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouwsector . Bij
beschikking van 7 december 2005, inzake Steunmaatregel nr. N 491/2005, heeft de
Europese Commissie besloten geen bezwaar te maken tegen de onderhavige
subsidieregeling.
Aankoopprojecten naast subsidieregeling
Sinds het jaar 2000 is de provincie betrokken bij het project Glasnat, bij
Sprang-Capelle in de gemeente Waalwijk. In dit project wordt een bestaand
glastuinbouwgebied en de omgeving daarvan opnieuw ingericht. De netto
glasopstand wordt hierbij vergroot van 17 ha tot 30 ha en in het omliggende
gebied worden vijf glastuinbouwbedrijven aangekocht en gesaneerd, drie op kosten
van het Ministerie van LNV en twee op kosten van de provincie. Het gaat er
vooral om het glastuinbouwgebied waterhuishoudkundig te scheiden van het
omliggende gebied, zodat het grondwaterpeil in het omliggende gebied kan worden
verhoogd ten gunste van de natuur.
In de toekomst dienen zich mogelijk nog andere gebieden aan waarin een
projectmatige aanpak van de ontwikkeling en de sanering van
glastuinbouwbedrijven door middel van aan- en verkoop van bedrijven en grond een
duidelijke meerwaarde heeft. In dit verband is reeds de situatie te Helenaveen,
gemeente Deurne, bekend, waarin een projectmatige aanpak nuttig kan zijn om
tegelijk met de herstructurering van de glastuinbouw een aantal andere doelen
van de revitalisering van het landelijk gebied te dienen, met name de
bevordering van de leefbaarheid en het behoud van cultuurhistorische
waarden.
De provincie blijft bereid om (ook in financiële zin) mee te werken aan
dergelijke projecten en heeft daarvoor gelden gereserveerd.
Glastuinbouwbedrijven die voor sanering in aanmerking komen en zich in een
projectgebied bevinden hebben de keuze om mee te doen met het project of gebruik
te maken van de onderhavige subsidieregeling.
RSG 2002 en Rbv als voorbeelden
Voor de regeling hebben onder meer model gestaan de Regeling
Structuurverbetering Glastuinbouw 2002 (RSG 2002) en de Regeling beëindiging
Veehouderijtakken (Rbv) .
De RSG 2002 heeft tot doel de vernieuwing en verbetering van de bestaande
structuur en verkaveling van individuele glastuinbouwbedrijven te
bewerkstelligen. Hiertoe voorziet de RGS 2002 onder meer in subsidie voor
afbraak van verouderde glasopstanden en bedrijfsgebouwen op kavels, waarvan de
glastuinbouwbestemming wordt gehandhaafd. De onderhavige subsidieregeling heeft
een geheel ander oogmerk, namelijk de sanering van glastuinbouwbedrijven in
kwetsbare gebieden, waarbij de glastuinbouwbestemming wordt geschrapt. Van
samenloop van beide subsidies kan dan ook geen sprake zijn.
Aan de Rbv is onder meer ontleend dat subsidie is uitgesloten indien
woningbouwmogelijkheden aanwezig zijn op de glastuinbouwkavel die wordt
gesaneerd, of indien daar naderhand woningbouwmogelijkheden ontstaan (zie
artikel 4 , eerste lid, onder b, en artikel 11, lid 2). Door zelf een woning te
bouwen of de grond als woningbouwperceel te verkopen is de betrokken glastuinder
immers in voldoende mate in staat om de saneringskosten zelf te kunnen
dragen.
Andere provinciale subsidieregelingen voor bedrijfsbeëindiging en sloop van
gebouwen in het buitengebied
Naast de onderhavige subsideregeling kent de provincie nog drie andere
regelingen die voorzien in de bedrijfsbeëindiging en/of de sloop van gebouwen in
het buitengebied, namelijk de:
-Verplaatsingsregeling Intensieve Veehouderij (VIV)
-Beëindigingsregeling Intensieve Veehouderij (BIV)
-Model gemeentelijke subsidieverordening sloop ongewenste bebouwing
De VIV voorziet in de aankoop van intensieve veehouderijen in
extensiveringsgebieden die zich willen verplaatsen naar een duurzame locatie
elders in Nederland. Extensiveringsgebieden zijn aangewezen in de
reconstructieplannen en gebiedsplannen voor het landelijk gebied. Bij de aankoop
verplicht de veehouder zich tot sloop van de betrokken bedrijfsgebouwen. In de
aankoopsom zijn bijdragen in de sloop- en de verplaatsingskosten begrepen.
Vermoedelijk wordt dit laatste element in een afzonderlijke subsidieregeling
ondergebracht, dit vanwege de staatssteunaspecten. De regeling wordt
gefinancierd uit de algemene middelen van de provincie, met uitzondering van de
sloopbijdrage, die wordt bekostigd uit de opbrengsten die worden verkregen uit
de aanpak ruimte voor ruimte.
De BIV zal door de provincie naar verwachting in 2007 worden opengesteld. Deze
regeling voorziet in subsidie van het waardeverlies en de sloopkosten van
intensieve veehouderijen die in extensieveringsgebieden in of rondom
natuurgebieden zijn gelegen, maar niet elders zullen worden voortgezet. Ook deze
zal worden gefinancierd uit de algemene middelen van de provincie.
De model-subsidieverordening sloop ongewenste bebouwing buitengebied kan door
gemeenten worden opengesteld. Gemeenten waarin op 31 december van een jaar
minstens 30 ruimte voor ruimtekavels in ontwikkeling waren kunnen in het daarop
volgende jaar in aanmerking komen voor een financiële bijdrage voor de subsidies
die zij op grond van de verordening uitbetalen. De verordening voorziet in
subsidies voor de sloop van gebouwen in door de gemeente aan te wijzen gebieden
die vanuit het oogpunt van natuur en landschap als waardevol kunnen worden
aangemerkt. De gemeenten kunnen eveneens de categorieën van gebouwen aanwijzen
waarvoor de regeling zal gelden.
De drie genoemde regelingen zijn, evenals de onderhavige subsidieregeling,
uitvoeringsinstrumenten van het provinciale beleid voor de revitalisering van
het landelijk gebied van Noord-Brabant.
Toelichting per artikel
Artikel 1
De onderdelen a) en b) zijn ontleend aan de RSG 2002.
De onderdelen c) en d) bevatten zodanige definities dat alleen positief bestemde
glastuinbouwbedrijven voor een saneringssubsidie in aanmerking komen en dat
bedrijven met een glasopstand van minder dan 5.000 m2 buiten de regeling
vallen.
De onderdelen f) en g) zijn opgenomen omdat de regeling zowel ziet op
glastuinbouwbedrijven die nog actief zijn als op reeds gestaakte bedrijven
De onderdelen j), k), en l) bevatten de gebieden waarin de regeling van
toepassing is. In het Streekplan Noord-Brabant 2002 zijn deze gebieden
vastgesteld op een schaal van 1:100.000. Deze schaal is te grof om te worden
toegepast in een subsidieregeling als de onderhavige. Vandaar dat aanknoping is
gezocht bij de zogeheten werkkaart “Groene Hoofdstructuur 2003”, die is
opgenomen in de CD ROM “Digitale atlas revitalisering landelijk gebied (RLG)
2005”. De uit 2002 daterende versie van deze kaart, op schaal 1:25.000, heeft
ten grondslag gelegen aan de de GHS en de AHS-landschap zoals die in het
streekplan 2002 zijn begrensd.
De benaming “werkkaart” is passend in het kader van het provinciaal planologisch
toezicht. In dat kader is de begrenzing van de GHS en de AHS-landschap op
detailniveau voorbehouden aan de gemeenten, bij de vaststelling van hun
bestemmingsplannen, en is de kaart niet meer dan een (belangrijk) hulpmiddel. In
het kader van de onderhavige subsidieregeling hebben wij aan de werkkaart een
harde juridische betekenis verleend, om daarmee de nodige rechtszekerheid te
scheppen.
In de kaart “Groene Hoofdstructuur 2003” zijn aanpassingen opgenomen naar
aanleiding van de vaststelling van de natuurgebiedsplannen in het kader van het
provinciale natuurbeleid en naar aanleiding van de vaststelling van de concept-
reconstructie- en gebiedsplannen voor de revitalisering van het landelijk
gebied. In de natuurgebiedsplannen is de Ecologische hoofdstructuur (EHS)
begrensd, die overeenkomt met de GHS-natuur (afgezien van de beheersgebieden).
In de reconstructie- en gebiedsplannen is de grens van de regionale natuur- en
landschapseenheden (RNLE) nader bepaald, en daarmee eveneens de begrenzing van
de AHS-landschap, subzone RNLE-landschapsdeel.
Onderdeel m): De EHS omvat bestaande bos- en natuurgebieden, te ontwikkelen bos-
en natuurgebieden, ecologische verbindingszones en beheersgebieden. In de
beheersgebieden blijft de uitoefening van landbouwactiviteiten voorop staan.
Voor de onderhavige subsidieregeling zijn alleen de bestaande en te ontwikkelen
bos- en natuurgebieden en de ecologische verbindingszones van belang. Ons
college heeft deze gebieden en zones op 2 juli 2002 begrensd in 11
natuurgebiedsplannen, op een schaal van 1:25.000. Nadien is deze begrenzing
jaarlijks aangepast. De natuurdoeltypen die in deze plannen zijn aangegeven zijn
bepalend voor de subsidiemogelijkheden op grond van de Subsidieregeling
natuurbeheer 2000 .
Artikel 2
Dit artikel bevat de basisbepaling: subsidie kan worden verleend voor de
sanering van glastuinbouwbedrijven en voormalige glastuinbouwbedrijven in de
GHS-landbouw of de AHS-landschap, danwel (voormalige) bedrijven in de
AHS-landbouw die door hun ligging ten opzichte van de GHS-natuur, de
GHS-landbouw en de AHS-landschap op slot staan. Voor het laatste geval moet
worden gedacht aan bedrijven die aan twee of drie zijden worden omringd door de
GHS of de AHS-landschap en in andere richtingen niet of nauwelijks kunnen
uitbreiden, bijvoorbeeld door de aanwezigheid van bebouwing.
Artikel 3
Lid 1, onder b) en c): Het slopen en verwijderen van de daarbij vrijkomende
materialen moet op milieuverantwoorde wijze gebeuren. Om aannemelijk te maken
dat aan dit vereiste is voldaan, moeten bij de indiening van het verzoek om
subsidievaststelling worden overgelegd:
? een kopie van de gemeentelijke sloopvergunning;
? een asbestinventarisatierapport van een BRL 5052 gecertificeerd
asbestinventarisatiebedrijf, indien de te slopen bouwwerken vóór 1 juli 1993
zijn gebouwd;
? indien asbest aanwezig was, bewijsstukken waaruit blijkt dat dit
overeenkomstig de regelgeving voor asbestverwijdering is verwijderd door een BRL
5050 gecertificeerd astbestverwijderingsbedrijf;
? bewijsstukken waaruit blijkt dat puin en afval op een legale stortplaats in
gescheiden fracties zijn gestort (stortbonnen).
De sloopvergunning is geregeld in de gemeentelijke bouwverordening. In deze
verordening staan ook bepalingen omtrent asbestverwijdering, die zijn gebaseerd
op het Asbestverwijderingsbesluit (AmvB van 28 mei 1993, Stb 290, nadien enkele
malen gewijzigd). De onderhavige regeling voegt inhoudelijk niets toe aan deze
bepalingen. Door echter een aantal documenten te vereisen waaruit blijkt dat bij
het slopen en verwijderen van afval aandacht is besteed aan het milieu, wordt
een extra waarborg gegeven dat de betreffende bepalingen juist worden toegepast.
Deze waarborg is naar verwachting effectief, omdat de sanctie is gelegen in het
niet uitkeren van de subsidie of een voorschot.
Overigens moet bij de sloop van kassen, voorzover van toepassing, ook worden
voldaan aan de Regeling sloop tuinbouwkassen met asbesthoudende voegkit
(Minister van VROM, 20 december 2000, Stcrt 250).
Lid 1, onder d): Ter bevordering van gewenste en voorkoming van ongewenste
ruimtelijke ontwikkelingen is het nodig dat op de gesaneerde glastuinbouwkavel
een passende andere bestemming komt te rusten. Dit betekent in ieder geval dat
de glastuinbouwbestemming, of de bouwmogelijkheden voor de glastuinbouw moeten
worden geschrapt. Daarvoor in de plaats moet een andere bestemming worden
gegeven aan de kavel, doorgaans een (burger)woonbestemming of een agrarische
bestemming, waarbij het van de plaatselijke omstandigheden afhangt of en zo ja
welke bouwmogelijkheden kunnen worden geschapen ten dienste van deze bestemming.
Eventuele bouwmogelijkheden kunnen overigens slechts beperkt zijn, omdat er
anders immers slechts sprake zou zijn van vervanging van kassen door andere
bebouwing, hetgeen afbreuk zou doen aan de landschappelijke doelstelling van de
subsidie. Een agrarisch bouwblok moet dan ook in het algemeen uitgesloten worden
geacht.
De subsidieontvanger zal actief moeten meewerken aan de totstandkoming van een
passende andere bestemming, door de indiening van een daartoe strekkend verzoek
bij het gemeentebestuur. Het ligt voor de hand dat in afwachting van de
aanpassing van het bestemmingsplan niet wordt gebouwd op de glastuinbouwkavel.
Om een en ander te verzekeren wordt van de subsidieontvanger verlangd dat hij
een subsidieovereenkomst sluit met de provincie (zie bijlage 5).
Een bepaling, gericht op de totstandkoming van een passende bestemming na de
sloop van stallen, is eveneens opgenomen in de ruimte voor ruimteregeling van
het Streekplan Noord-Brabant 2002 (paragraaf 3.6.2) en uitgewerkt artikel 8 van
de “Beleidsregel Ruimte voor Ruimte 2006” (vastgesteld door ons college op 20
december 2005).
Lid 1, onder f): In artikel 13 van de Wet bodembescherming (Wbb) is de algemene
zorgplicht tot het voorkomen en ongedaan maken van bodemverontreiniging
neergelegd. Ook los van deze bepaling spreekt vanzelf dat de grond van het te
saneren glastuinbouwbedrijf schoon moet worden opgeleverd. Dit wil zeggen:
schoon genoeg voor het in de toekomst te verwachten gebruik. Het in de toekomst
te verwachten gebruik zal moeten worden gedekt door de nieuwe bestemming (zie
toelichting bij vorig artikelonderdeel). Vaak zal het om gebruik als tuin bij
een burgerwoning gaan, of om agrarisch gebruik.
Uit een verkennend bodemonderzoek overeenkomstig de NEN 5740 - aangevuld met een
asbestonderzoek volgens NEN 5705 of NEN 5897 indien de locatie verdacht is van
asbestverontreiniging - zal moeten blijken of er sprake is van niet aanvaardbare
bodemverontreiniging. Indien dit het geval is, dan moet de bodem, eventueel na
andere onderzoeken, volgens een saneringsplan worden gesaneerd. Het
saneringsplan moet voldoen aan het bepaalde in titel 6.3 van de Provinciale
Milieuverordening Noord-Brabant.
In voorkomende gevallen (ernstige verontreiniging door bijvoorbeeld zware
metalen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAKs), olie of asbest)
dient de voorgenomen sanering te worden gemeld bij Gedeputeerde Staten, op grond
van artikel 28 Wbb indien de verontreiniging is ontstaan vóór 1 januari 1987 en
op grond van van artikel 27 Wbb indien de verontreiniging later is ontstaan. Bij
de melding moet onder meer een saneringsplan worden overgelegd, waarmee ons
college moet instemmen.
In sommige gevallen kan de saneringsplicht overigens ook voortvloeien uit de
milieuvergunning, zelfs nadat deze is ingetrokken. In die gevallen zijn
burgemeester en wethouders het bevoegde gezag voor minder ernstige
verontreinigingen en is ons college het bevoegde gezag voor gevallen van
ernstige verontreiniging.
Indien bodemsanering noodzakelijk was en deze is uitgevoerd, dan dient daarvan
een evaluatierapport te worden opgesteld volgens het VKB Protocol 6001 of 6002
of een daarmee vergelijkbaar evaluatierapport dat voldoet aan het bepaalde in
artikel 6.7.2 van de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant. Aan de hand
van dit rapport zal ons college beoordelen – al dan niet in het kader van de Wbb
- of het te beogen resultaat is bereikt.
Lid 1, onder g): Als er een milieuvergunning geldt voor het glastuinbouwbedrijf,
dan moet deze worden ingetrokken op de voet van artikel 8:26 van de Wet
milieubeheer. De milieuvergunningen voor de meeste glastuinbouwbedrijven zijn
overigens per 1 april 2002 vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van het
Besluit glastuinbouw (AmvB van 21 februari 2002, Stcrt nr. 109, nadien
gewijzigd). Dat de milieuvergunning is ingetrokken of niet (meer) van kracht is
moet blijken uit een intrekkingsbesluit, respectievelijk een verklaring van
burgemeester en wethouders.
Lid 1, onder h): Deze bepaling is ontleend aan de Rbv. Zij beoogt een stimulans
te geven aan de realisering van de EHS. Volgens de artikelen 94 t/m 97 van de
Subsidieregeling natuurbeheer 2000 is BBL verplicht om aangeboden grond te
verwerven tegen de getaxeerde waarde.
Lid 1, onder i): Ook deze bepaling is ontleend aan de Rbv. Zij beoogt BBL de
kans te geven om landbouwgronden buiten de EHS aan te kopen; zulke gronden
kunnen dan onder meer worden ingezet als ruilgrond.
Lid 2: Zoals hiervoor is vermeld bij lid 1, onder d), zal veelal een bestemming
tot burgerbewoning als passend moeten worden beschouwd na de sanering van het
glastuinbouwbedrijf. Voor deze bestemming worden in bestemmingsplannen
buitengebied doorgaans bijgebouwen toegestaan tot 200 m2 indien er sprake is van
substantiële sloop op het betrokken perceel. Lid 2 sluit aan bij deze praktijk.
Indien een passende andere bestemming het gewenst maakt dat een groter gedeelte
van de gebouwen wordt gehandhaafd, dan kan de hardheidsclausule (artikel 12)
uitkomst bieden.
In sommige situaties zal er behoefte bestaan aan het behoud van een zeker
oppervlakte aan gebouwen of glasopstanden, maar op een andere plek dan de
bestaande. Voor die situaties voorziet dit artikellid in de mogelijkheid dat tot
een oppervlakte van 200 m2 wordt teruggebouwd. Uiteraard moet dit wel gebeuren
in overeenstemming met het bestemmingsplan dat ten tijde van het terugbouwen van
kracht is.
Lid 3: De in lid 1, onder h) opgenomen verplichting om EHS-gronden te verkopen
aan BBL of pachtvrij te maken ten gunste van Staatsbosbeheer of een particuliere
natuurbeschermingsorganisatie geldt niet indien de tuinder deze gronden beheert
met gebruikmaking van een beheers- of inrichtingssubsidie op grond van de
Subsidieregeling natuurbeheer 2000. In de natuurgebiedsplannen is aangegeven
waar dit particuliere natuurbeheer mogelijk is. Op deze wijze wordt recht gedaan
aan het particuliere natuurbeheer.
Artikel 4
Lid 1, onder b): Zoals vermeld in het algemene gedeelte van deze toelichting is
dit onderdeel ontleend aan de Rbv. Indien er sprake is van bestemming die
(extra) woningbouw toelaat op de glastuinbouwkavel, dan kunnen de
saneringskosten worden gedekt uit de (bestemmings)winst die wordt behaald door
de ontwikkeling van de woning(en).
Lid 2, onder d): indien het (voormalige) glastuinbouwbedrijf wordt gesaneerd in
ruil voor de bouw van woningen of bedrijfsopstallen in het kader van een
verbeterproject in het buitengebied (paragraaf 3.6.2. Streekplan Noord-Brabant
2002), dan moeten de verleende bouwmogelijkheden als een voldoende stimulans
voor de sanering worden gezien. Indien de sanering van het (voormalige)
glastuinbouwbedrijf daarnaast ook nog zou worden gesubsidieerd, dan zou dat een
overdreven extra stimulans zijn. De eigenaar van het (voormalige)
glastuinbouwbedrijf heeft in dergelijke gevallen de keuze tussen ofwel het
verkrijgen van provinciale planologische medewerking aan de bouw van woningen of
bedrijfsopstallen buiten de reguliere toetsingskaders, ofwel het verkrijgen van
subsidie.
Lid 1, onder e) is ontleend aan de Rbv. Deze bepaling beoogt ontwijking van de
verkoopplicht van EHS-gronden aan BBL danwel de verplichting tot het pachtvrij
maken van de gronden te voorkomen.
Lid 2: Deze bepaling beoogt dubbele subsidiëring te voorkomen. Bij de aanvraag
dient een verklaring te worden overgelegd over andere geldelijke bijdragen.
Onder de verstrekking van een geldelijke bijdrage valt ook de verwerving van het
(voormalige) glastuinbouwbedrijf in het kader van de ontwikkeling van een
woningbouwlocatie of een bedrijventerrein door een particuliere partij. Indien
de gemeente de locatie verwerft voor dit doel, dan vervalt de
subsidiemogelijkheid; zie het eerste lid, onder b) van artikel 4.
Artikel 5
Lid 1: De subsidiebedragen zijn afhankelijk van de oppervlakte en de leeftijd
van de glasopstand en van de oppervlakte van de ondergrond. Aan de bepaling van
de bedragen heeft een onderzoek van de Tuinbouwontwikkelingsmaat-schappij (TOM)
ten grondslag gelegen , waaruit blijkt dat de genoemde factoren een goede
indicatie geven van het waardeverlies dat optreedt bij het saneren van een
(voormalig) glastuinbouwbedrijf. Wat betreft de subsidie voor de grond is
uitgegaan van het waardeverschil tussen de glastuinbouwbestem-ming en een
agrarische bestemming zonder bebouwing en is rekening gehouden met de
verkoopbaarheid van (een gedeelte van) het perceel van circa 1 ha voor gebruik
bij een burgerwoning.
Voor alle duidelijkheid zij vermeld dat de hoogte van de subsidie wordt bepaald
aan de hand van het glas en de grond, maar dat uiteraard alle bedrijfsgebouwen
ten dienste van het glastuinbouwbedrijf moeten worden gesloopt.
Lid 6: Het waardeverlies als gevolg van het wegvallen van de
glastuinbouwbestemming geldt voor de grond die feitelijk voor de glastuinbouw
wordt gebruikt. In de praktijk is de oppervlakte van deze grond ¼ groter dan de
netto-glasoppervlakte. Vandaar dat de voor subsidie in aanmerking te nemen
grondoppervlakte is gesteld op 125% van de glasoppervlakte. Uit deze bepaling
vloeit tevens voort dat het verlies van als zodanig bestemde, maar feitelijk
onbebouwd gebleven glastuinbouwgrond niet wordt gesubsidieerd.
Artikel 6 en 7: In deze bepalingen is de tenderprocedure neergelegd; deze is in
het algemene gedeelte van de toelichting ter sprake gekomen.
Artikel 9, tweede lid: In dit artikellid is de sanctie bepaald op overschrijding
van de termijn, genoemd in het eerste lid. Deze bepaling is ontleend aan de
Beleidsregels uitvoering Regeling beëindiging veehouderijtakken (Minister van
LNV, 15 juli 2004, Stcrt 136). In de ministeriële beleidsregels is ook
aangegeven welke sancties worden toegepast indien de subsidie-aanvrager in het
geheel niet voldoet aan een of meer voorwaarden van de Rbv. Vooralsnog acht ons
college het niet nodig gelijksoortige beleidsregels vast te stellen. Indien dit
toch nodig mocht blijken, dan zullen beleidsregels omtrent sancties in een
afzonderlijk document worden vastgelegd.
Artikel 11
Lid 1: Het voorschot wordt pas uitbetaald na de voltooiing van alle sloop- en
verwijderingswerkzaamheden op milieuverantwoorde wijze. Voor de verstrekking van
het voorschot zullen dan ook de documenten moeten worden overgelegd waaruit
blijkt dat de sloop op een milieuverantwoorde manier heeft plaatsgevonden. Zie
hiervoor de toelichting bij artikel 3, lid 1, onder b) en c).
Lid 2: Deze bepaling is ontleend aan de Rbv, zoals vermeld in het algemene
gedeelte van de toelichting. Zij is het complement van artikel 4, eerste lid,
onder c). Indien er na de sanering (extra) woningbouwmogelijkheden ontstaan op
de glastuinbouwkavel, dan kunnen de saneringskosten worden terugbetaald uit de
(bestemmings)winst die wordt behaald door de ontwikkeling van de
woning(en).
Artikel 12
Lid 1: Deze bepaling is ontleend aan artikel 4:84 van de Algemene wet
bestuursrecht. Zij is voor het gemak van de lezer opgenomen; strikt genomen is
zij overbodig naast de wettelijke regeling. De bepaling biedt een grondslag voor
de vermijding of verzachting van onbedoelde effecten die in de
uitvoeringspraktijk zouden kunnen optreden bij een strikte toepassing van de
regeling.
Lid 2: In het tweede lid is bepaald dat naar redelijkheid en billijkheid moet
worden besloten indien wordt afgeweken van de beleidsregels, of indien een
beslissing moet worden genomen over een onderwerp dat onmiskenbaar tot het
domein van de beleidsregels behoort, maar daarin niet met zoveel woorden is
geregeld.