Interpreteren resultaten
Het resultaat van een verkeersmodel is een zo goed mogelijke beschrijving van de werkelijkheid die aan een gegeven situatie (basisjaar) getoetst kan worden. Deze toetsing vindt plaats aan de hand van bijvoorbeeld het werkelijke aantal passerende voertuigen of het aantal verplaatsingen dat gemaakt wordt in een bepaald gebied.
In de toekomstige situatie, de prognose, worden wijzigingen ingevoerd zoals nieuwe woonwijken en/of nieuwe infrastructuur. Het effect van deze wijzigingen op de totale mobiliteit wordt daarmee inzichtelijk. Op deze pagina wordt uitgelegd hoe dit werkt.
Waar moet je rekening mee houden?
Bij de presentatie van de resultaten worden al snel vragen gesteld over de betrouwbaarheid en kwaliteit van de gepresenteerde resultaten. Wat is immers de waarde van een bepaald aantal motorvoertuigen op een wegvak of kruising? Ook hierop wordt op deze pagina dieper ingegaan.
Gemiddelde werkdag
De meeste strategische verkeersmodellen zoals de BBMA, presenteren resultaten die representatief zijn voor een gemiddelde werkdag, het gemiddelde van de 260 werkdagen dus. Een verkeersmodel beschrijft daarmee een situatie die in de praktijk niet bestaat. Er is immers geen specifieke dag aan te wijzen die deze gemiddelde werkdag beschrijft. We werken er wel mee, omdat het werken met een rustige of drukkere periode van het jaar geen representatief beeld geeft. Voor het basisjaar worden de verkeerstellingen bijvoorbeeld verzameld op een wegvak gedurende het gehele jaar. Daaruit wordt vervolgens een rekenkundig gemiddelde bepaald van het aantal passerende voertuigen.
Seizoensinvloeden
Verkeersmodellen beschrijven een gemiddeld beeld, dus zonder seizoensinvloeden, weersinvloeden en ongevallen. Het is een bekend fenomeen dat reizigers in de zomermaanden, een stuk gemakkelijker van en naar hun werk kunnen reizen. De “dagelijkse” files zijn daarmee een stuk minder zwaar dan in de drukkere maanden van het jaar. De dagelijkse file wordt daarnaast ook beïnvloed door ongevallen en het weer. Kortom, er zijn meerdere factoren die het gemiddelde beeld van de mobiliteit verstoren.
Toetsen van de resultaten
Een verkeersmodel is een presentatie van de mobiliteit van een gemiddelde werkdag. Een een-op-een interpretatie van de resultaten is daarom niet altijd logisch. Het advies is dan ook om de resultaten te beoordelen op hun plausibiliteit en representativiteit. Zeker in een ontwerpfase van een nieuw project, is het advies om de modelresultaten te verifiëren met de werkelijke verkeersintensiteiten van het basisjaar. Vervolgens maak je een doorvertaling naar de toekomstige situatie. Dit noemen we een plausibiliteitstoets. H is altijd aan te bevelen om de resultaten te toetsen op basis van logica.
De output van een verkeersmodel wordt in de meeste gevallen gebruikt voor de volgende toepassingen:
- De bepaling van de doorstroming op wegvak, kruispunt en/ of netwerkniveau tijdens spitsperioden aan de hand van verkeersintensiteiten. Kort gezegd, hoeveel rijstroken moeten er worden aangebracht om een bepaalde doorstroming te behalen.
- De wegtypering en de inrichting op basis van verkeersintensiteiten van een gemiddelde werkdag. Bijvoorbeeld, voor een erftoegangsweg geldt bijvoorbeeld een “bovengrens” van 6.000 motorvoertuigen per etmaal. De weginrichting moet in lijn zijn met het aantal passerende motorvoertuigen. Een 30 km/uur zone en verkeersdrempels passen niet bij een weg waar meer dan 10.000 motorvoertuigen per dag passeren. In dat geval dient de inrichting van de weg gewijzigd te worden of moeten alternatieve routes gestimuleerd worden door passende maatregelen.
- Berekening van van effecten, waaronder Stikstof en Geluid, op basis van verkeersintensiteiten op een gemiddelde werkdag. Let op, hier worden dus gemiddelde weekdagintensiteiten bij gebruikt en geen gemiddelde werkdagintensiteiten.
Bandbreedte
Bij de 3 bovenstaande voorbeelden dienen de resultaten van een verkeersmodel met een bandbreedte geïnterpreteerd te worden.
- Rond modelresultaten voor de presentatie van etmaal intensiteiten dan ook altijd af op duizendtallen en voor de presentatie van spitsintensiteiten op honderdtallen.
10 of 20 motorvoertuigen per uur extra zullen het aantal rijstroken op een provinciale weg of het aantal opstelstroken voor een kruising niet wezenlijk beïnvloeden. - Ditzelfde geldt voor de wegtypering. 6.100 motorvoertuigen passen ook nog wel bij een erftoegangsweg. Pas bij 6.500 motorvoertuigen per etmaal is de afwijking te 'groot' en dienen maatregelen genomen te worden.
- Er zijn geen harde grenzen aan te geven voor de bandbreedte, maar een marge van 10% voor de spitsperioden en 5% voor de etmaalberekening zijn gangbaar om te hanteren. Dit is ook redelijk in lijn met de dagelijkse fluctuaties en de seizoenseffecten.
Effectberekeningen voor milieu
Uitzondering op bovenstaande vormen de effectberekeningen voor milieu, daar dienen de daadwerkelijke gemodelleerde verkeersintensiteiten ingevoerd te worden. Hier kan alleen gefundeerd met een objectieve onderbouwing van af worden geweken.