We moeten het samen doen vanuit een gebiedsgerichte aanpak


Twee directeuren in gesprek over gedeelde versus individuele belangen en de essentiële inzet van hulptroepen om verder te komen.

VABIMPULS bracht voor deze Nieuwsflits de directeuren van twee belangrijke organisaties samen: Groen Ontwikkelfonds Brabant en ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte. Allebei zijn ze al jarenlang bezig met vragen als ‘hoe stellen we het initiatief centraal in plaats van de regelgeving?’ en ‘hoe kunnen we het individuele belang en het algemene belang elkaar laten versterken?’ Ofwel: Hoe kunnen we met elkaar de nu veelal gehanteerde ‘nee, tenzij’-aanpak ombuigen naar de veel positievere en meer resultaten brengende ‘ja, mits’-aanpak? Beide organisaties realiseren zich dondersgoed dat de materie complex is. Enkel gezamenlijke inzet en bereidwilligheid van alle partijen kan ervoor zorgen dat doelen gehaald worden, nu en in de toekomst.

Mary Fiers is directeur van Groen Ontwikkelfonds Brabant (GOB). Het GOB heeft de opdracht om het Natuurnetwerk Brabant te realiseren. Met geld, grond en kennis ondersteunt het GOB agrariërs, overheden, organisaties en particulieren bij het realiseren van nieuwe natuur.

Wim van de Kerkhof is directeur van ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte (RvR). RvR neemt boerderijen, stallen, gronden en fosfaatrechten in het buitengebied over in ruil voor bouwgrond elders in Brabant. RvR genereert geld en ruimte met woningbouw. Een woning voor een stal, kortgezegd.

Zowel het GOB als RvR zijn gelieerd aan provincie Noord-Brabant.

Het werk van Groen Ontwikkelfonds Brabant en Ruimte voor Ruimte raakt elkaar én dat van VABIMPULS. Welke raakvlakken zijn er? Welke belangen en doelen delen jullie?

Wim: “Wij helpen agrariërs bij hun bedrijfsbeëindiging door gelden te genereren met woningbouw. Daarbij komen we VABIMPULS regelmatig tegen, want zij houden zich ook bezig met dit soort vraagstukken. We schakelen samen en helpen elkaar, vaak met het vrijmaken van gelden, om zo een agrariër verder te helpen.”

Mary: “Agrariërs hebben woningen en stallen, maar ook grond. Soms meldt zich een agrariër bij VABIMPULS die zijn bedrijf wil verkopen, grond wil ruilen of een transitie wil maken naar meer natuurinclusief boeren. Ook wij hebben hier kennis van en regelingen voor, dus dan zoeken we elkaar als GOB en VABIMPULS op. Natuurlijk is het altijd de agrariër die uiteindelijk de keuze maakt.”

Elke casus en elke gebiedsaanpak is complex. Er zijn altijd veel regels, partijen en belangen mee gemoeid. De boer, de burger, de buurt, de gemeente, de provincie, natuurorganisaties. Privéomstandigheden, maatschappelijke belangen en wetgeving vinden elkaar niet altijd makkelijk. Herkennen jullie dit?

Wim: “Het is supercomplex! Het lijkt zelfs wel alsof het steeds complexer wordt. En je moet daarbij ook nog een heel lange adem hebben. Wij zijn er in Nederland aan gewend geraakt om transities van bedrijven met wet- en regelgeving te omkleden. Procedures vereisen een grote zorgvuldigheid van handelen, waardoor je er dus jaren mee bezig bent. Dat vraagt veel, zeker van een individuele grondeigenaar die niet in die materie thuis is.”
Mary: “Daarbij zit iedere agrariër in een andere situatie, zowel privé als zakelijk. Sommigen weten heel duidelijk wat ze willen, anderen zijn nog zoekende. Het is zaak om je koers te vinden en te behouden en dat is niet makkelijk.”
Wim: “Je moet volhardend zijn. Er zijn altijd meerdere wegen om je doel te bereiken. De kunst is om al die wegen scherp te blijven zien. Ik zie dat mensen soms gefrustreerd raken omdat ze een bepaalde route in hun hoofd hebben, maar er onderweg achter komen dat de omgeving het anders ziet.”
Mary: “Eigenlijk moet een grondeigenaar het einddoel scherp hebben en tegelijkertijd flexibel blijven. Dat is lastig. Een boerenbedrijf is meer dan werk. Het is een identiteit. Soms zitten er al zeven generaties op een perceel. Dat is dan in je DNA gaan zitten.”
Wim: “Bovendien zijn het geen kosteloze trajecten. Je moet voldoen aan allerlei wet- en regelgeving. Dat vraagt om documenten, waar je weer adviseurs voor moet inhuren. Allemaal investeringen die je moet doen, terwijl je pad misschien nog helemaal niet duidelijk is. Vaak ook heb je te maken met instanties die er iets van moeten vinden. Het is niet altijd traceerbaar hoe beslissingen worden genomen. Afwegingen zijn beargumenteerd, maar liggen niet altijd in lijn met die van de agrariër. Er is veel geregeld qua ruimtelijke ordening, maar niet alles ligt keihard vast. Er is een grijs gebied.”

Om zaken beter, sneller en met meer draagvlak voor elkaar te krijgen, linksom of rechtsom, is meer samenwerking nodig. Het lijkt VABIMPULS goed om meer vanuit een ‘ja, mits’-insteek te gaan werken en dus minder vanuit de op dit moment nog veelal gehanteerde ‘nee, tenzij’-aanpak. Hoe zien jullie dit?

Wim: “Allereerst vind ik het belangrijk om te zeggen dat, wanneer je uitspreekt meer naar een ‘ja,mits’-aanpak toe te willen, je misschien suggereert dat er bij de overheid een soort cultuur heerst van lijstjes invullen en afvinken. Dit herken ik niet. Je loopt nu eenmaal tegen overheidsregels aan en een gemiddelde ambtenaar voert deze naar eer en geweten uit. En een echte ‘nee’ is volstrekt helder. Maar we komen weer bij dat grijze gebied, daar zit ruimte voor discussie. Vervolgens kom je dan in Nederland al snel in een ‘nee, tenzij’-scenario terecht. Dat is dus niet verwijtbaar aan een bepaald persoon. Het is de taak van de overheden, van ons dus, om voor dit gegeven met elkaar een oplossing te bedenken.”

Mary: “De subsidieregeling van het GOB is alleen voor juristen te lezen, niet voor een leek. Maar waar het altijd om gaat, is de vraag: ‘Wat betekent dit op jouw plek?’ Dat is een heel concrete vraag en die moet centraal staan. Grondeigenaren kunnen onze werkeenheid benaderen. Je hebt gewoon hulptroepen nodig! Niet iedereen hoeft het allemaal zelf te doen en uit te vinden. Wij als GOB, RvR, VABIMPULS moeten niet achter het loket blijven zitten en wachten tot er iemand komt. We moeten zichtbaar en beschikbaar zijn. En samenwerken.”
Wim: “In feite vormen wij het instrumentarium van de provincie om de gestelde maatschappelijke doelen te realiseren. Om zaken voor elkaar te krijgen die gebiedsgericht zijn en in het belang van de maatschappij. Daar hebben we de agrariërs hard bij nodig, maar ik denk wel dat we die op een andere manier moeten gaan benaderen. Niet: ‘U wil uw bedrijf beëindigen? Dan is hier formulier A tot en met zoveel en zien we u over drie jaar terug, want u moet nog langs dit en dat loket.’ Het moet anders. Ik geloof in een veel meer gebiedsgerichte benadering. Dus niet alleen denken en handelen vanuit één agrariër die iets wil, maar kijken naar alle belangen die in het gebied spelen. Er speelt veel op veel vlakken: natuur, landbouw, woningbouw, recreatie. En er is nergens ruimte. Volgens mij moeten we per gebied eenduidig benoemen welke transformatie nodig is. Dan heb je een uitnodiging naar al diegenen die er belangen hebben om aan te haken.”
Mary: Wanneer je maar naar één partij kijkt, is er een reële kans dat er niks gebeurt. Gebiedsgericht werken betekent voor mij dat je over je eigen erf heen kijkt. Je moet altijd kijken of de gewenste verandering wel in het gebied past, nu en in de toekomst. Dan kun je meeliften. Op het moment dat je meegaat in een beweging, komt ook jouw eigen erf in beweging. Dit geldt ook voor ons als GOB of RvR. Wanneer wij niet verder kijken dan onze eigen opdracht, gaat het ook niet lukken.”

Jullie gebruikten net het woord ‘hulptroepen. Zijn het GOB en RvR voorbeelden van dat soort hulptroepen?

In koor: “Zeker!” Wim: “Wij proberen op dit moment de transitie te maken naar die gebiedsgerichte benadering en dus op een ander schaalniveau vraagstukken op te lossen.”
Mary: “Dit geldt ook voor ons. Het valt mij wel op dat er de laatste tijd veel gepolariseerd wordt. Je bent van het een of van het ander. Je steunt dit óf dat. Daadwerkelijk in gesprek gaan en daarbij niet alleen neerleggen wat jij belangrijk vindt, maar ook luisteren naar wat een ander wil, dat lijkt in onze samenleving steeds moeilijker te worden. Dit in goede banen leiden, vraagt om competenties van die hulptroepen. Wij moeten eropuit gaan om te horen wat iedereen nodig heeft en zo het collectieve belang en het individuele belang samen brengen.”

Denken jullie dat een agrariër bereid en in staat is om verder te kijken dan het eigen erf?

Wim: “Ik vind dat we dat helemaal niet van een individuele agrariër mogen verlangen. Natuurlijk staat die voor zijn eigen belang. Daar heeft hij ook recht op. Bovendien, wie doet het anders? Juist overheidsinstanties moeten dat collectieve belang in ogenschouw houden. En dan niet vanuit alle restricties, maar door ogenschijnlijk uiteenlopende belangen samen te brengen. Het is aan ons, de overheden, om alle belangen te wegen en een goede plek te geven. ‘Nee, het kan niet’ hoort daar soms bij.”
Mary: “Daarbij is altijd de vraag wat precies jouw belang is. Het belang van het GOB is natuur realiseren, maar dat redden wij nooit wanneer we alleen maar op dat belang sturen. Dan komen we er niet. Het vraagt iets van alle agrariërs, van alle overheden en van alle hulptroepen om de verschillende belangen te zien én om je te realiseren dat je je tot die belangen te verhouden hebt. Dat is ook eigenbelang, anders kom je er simpelweg niet.”

Klopt het dan dat het gedeelde belang en het individuele belang communicerende vaten zijn? Dat ze elkaar nodig hebben en zelfs versterken? Dat het één vandaag de dag niet meer zonder het ander kan?

Wim: “Ik merk steeds vaker dat we in een heel klein landje leven vol uiteenlopende belangen. De druk op iedere vierkante meter is enorm groot. Ik heb het idee dat we steeds verder afglijden van het besef dat we elkaar nodig hebben.”
Mary: “Terwijl juist daar de oplossing ligt. Beeldvorming is heel bepalend. In de media gaat het vaak over ‘de boeren’. Maar die bestaan niet, zeg ik altijd. We hebben hier soms boze boeren voor het Provinciehuis staan maar er zijn er ook veel met wie we aan de keukentafel zitten en die een heel ander geluid laten horen. ‘De boer’ bestaat niet en ‘de overheid’ evenmin. We moeten niet in ‘oneliners’ over elkaar praten. Iedereen en iedere situatie is anders. Ik geloof dat, wanneer we meer toegaan naar functiemenging, dus naar tegelijkertijd natuur én voedselproductie realiseren, we meer doelen op één en hetzelfde perceel kunnen realiseren. Dit vraagt wel dat twee werelden elkaar ontmoeten die niet per definitie dezelfde taal spreken. Maar door de verschillende belangen te verenigen in plaats van ze verder te polariseren, lossen we ook een deel van het vraagstuk op.”
Wim: “Ik ben het helemaal met je eens. De vraag is hoe. Kan ik meeliften of ergens op anticiperen? Of moet ik wat water bij de wijn doen om sneller tenminste een deel van mijn doelen te bereiken? Als je vertrekt vanuit ‘het moet en het zal zo’, dan wordt het ‘a hell of a job’.”

Concluderend: verder kijken dan de grenzen van je eigen erf is essentieel, evenals oog hebben voor zowel het gedeelde als het individuele belang. Alleen dan is die ‘ja, mits’-houding haalbaar?

Wim: “Precies. En daarbij is het belangrijk dat wij als RvR, GOB en ook als VABIMPULS snel kunnen schakelen tussen verschillende schaalniveaus. Een oplossing ligt niet altijd binnen een gebied op of een perceel. Het hele speelveld overzien, vraagt kennis en kunde die je van ons mag verwachten. Alle hulptroepen, hoe uiteenlopend ook, zijn van cruciaal belang. We moeten doortastend werken en tegelijkertijd dienstbaarheid en empathie tonen.”