Handreiking water en bodem in gemeentelijke visies en programma’s
Inhoud
Waterbeheerders
De werkafspraken met waterbeheerders gaan vooral over het proces. De waterbeheerder is door middel van de watertoets betrokken bij gemeentelijke plannen. Onder de Omgevingswet heet dit formeel de ‘weging van het waterbelang’. Op grond van artikel 5.37 van het Bkl is de weging van het waterbelang verplicht voor de gemeente bij het vaststellen van een omgevingsplan. In het Bkl is geen specifieke regel over de weging van het waterbelang opgenomen bij het vaststellen van een omgevingsvisie. Dit is omdat artikel 2.2 van de Ow en artikel 3:2 van de Awb voldoende grondslag bieden voor de weging van de waterbelangen bij omgevingsvisies. Nota van Toelichting bij het Bkl (pp. 340-341). Maar in het Bestuursakkoord Water uit 2011 is wel afgesproken om de weging van het waterbelang uit te voeren bij alle ‘overige ruimtelijke plannen die van belang zijn voor het waterbeheer’. Dit blijft zo onder de Omgevingswet. Er is opnieuw afgesproken om de weging van het waterbelang uit te voeren bij alle ruimtelijke plannen en om de waterbeheerders daar nadrukkelijk zo vroeg mogelijk bij te betrekken. Nota van Toelichting bij het Bkl (pp. 340-341). ‘Bestuursakkoord Water’ (april 2011), p. 16. De weging van het waterbelang wordt in die zin nog belangrijker dan voorheen al het geval was.
Op grond van de Rijksbrief water en bodem sturend betekent ‘vroeg’ dat betrokkenheid plaats moet vinden voordat er een concept-plan is. Bij gebiedsontwikkeling is het heel belangrijk dat de gemeente de waterbeheerder, en ook de provincie, betrekt bij de plannen als deze nog in een beginfase zijn. Dit zijn dus in ieder geval andere overheden, maar denk bijvoorbeeld ook aan drinkwaterbedrijven, maatschappelijke organisaties, burgers en bedrijven en projectontwikkelaars. Door vroegtijdig alle relevante partijen te betrekken, wordt voorkomen dat achteraf blijkt dat een bepaalde locatie niet geschikt is voor een nieuwe ontwikkeling. Daarnaast is het belangrijk om elkaar ook tijdens de verschillende projecten op de hoogte te houden. Verwijs bijvoorbeeld naar elkaars zienswijzen en stel elkaar op de hoogte van afspraken die worden gemaakt. In de praktijk is het dus belangrijk om op een continue basis intensief met de verschillende partijen in contact te blijven.
Omdat de waterbeheerder dus via de weging van het waterbelang betrokken is bij gemeentelijke plannen is het van belang dat via dit spoor ook de provinciale belangen worden ingebracht. Als dit onvoldoende lukt, kan de waterbeheerder de provincie betrekken in de gesprekken met de betreffende gemeente. Dit geldt in principe voor alle beleidsinstrumenten van de gemeente, waaronder vooral de omgevingsvisie, projecten voor gebiedsontwikkeling en gemeentelijke programma’s.
Planvorming
Schaalniveau
Bij planvorming is het belangrijk om te kijken welk schaalniveau daarbij wordt gehanteerd. Het kan om een groot gebied gaan, bijvoorbeeld beleid over het voorkomen van verdroging gemeentebreed, maar ook een deelgebied is mogelijk of zelfs op perceelsniveau. Bepaalde percelen in een gebied zijn bijvoorbeeld extra gevoelig voor verdroging terwijl op een ander perceel juist sprake is van wateroverlast of grondwaterverontreiniging.
Onderzoeken
Het is belangrijk om bij planvorming te kijken naar de onderzoeken die nodig zijn voor de water- en bodemaspecten en vast te stellen wanneer deze onderzoeken moeten plaatsvinden. Onderzoeken zijn in ieder geval aan de orde voordat de plannen worden ontwikkeld, maar zeker ook daarna, bij de planvorming zelf, bij de uitvoering en ook tijdens de beheer- en onderhoudsfase.
Het doen van vroegtijdig onderzoek leidt vaak tot aanpassing van het plangebied. Hiermee worden latere problemen en ook extra kosten voorkomen. Het is dus belangrijk dat de ontwikkeling wordt aangepast aan het gebied en niet het gebied aan de ontwikkeling. De juiste functie op de juiste locatie betekent ook dat het gebied zelf het leidende principe is. De ontwikkeling moet passen binnen het gebied en daar een positieve bijdrage aan leveren. Dit voorkomt dat achteraf oplossingen gevonden moeten voor het alsnog nemen van maatregelen.
Inzicht in water- en bodembelangen is een continu proces. Er wordt steeds meer kennis opgedaan over aspecten die van belang zijn bij water en bodem. Deze kennis kan (en moet) vervolgens worden toegepast en de onderzoeken die nodig zijn daarop worden aangepast.