De provincie verzorgt een coördinerende rol in het beheersen van de overlast van de eikenprocessierups, door het herstellen van het ecologische evenwicht. Uitgangspunt is dat we de ontwikkeling van de natuurlijke vijanden van de rups zoveel mogelijk willen stimuleren. Daarbij wordt samengewerkt met de drie GGD’en in Brabant, de gemeenten en terreinbeheerders. In de aanloop naar het eikenprocessierupsseizoen (april – medio mei) wordt de rups met biologische bestrijdingsmiddelen bestreden. Dat gebeurt alleen op plekken langs provinciale wegen op plaatsen waar we verwachten dat de rupsen veel overlast geven voor mens en dier, bijvoorbeeld bij scholen of in een dorpskern. Dit is preventieve bestrijding, voordat de rupsen brandharen hebben. Vanaf half mei verliezen de rupsen hun brandharen (één rups heeft 700.000 brandharen) en worden nesten weggezogen op grote overlastlocaties. Denk aan de omgeving van bushaltes, scholen en andere druk bezochte locaties. Door monitoring komen dergelijke locaties in beeld en wordt met het wegzuigen van nesten de overlast beperkt. Tijdens het seizoen blijven we de ontwikkeling van de overlast van de rups monitoren. Als er toch locaties ontstaan die overlast veroorzaken voor mens en dier, bekijken we of ingrijpen nodig is. Vanaf augustus worden de rupsen vlinders, verlaten ze de nesten en blijven er in de nesten brandharen, vervellingshuidjes en uitwerpselen achter. Tot acht jaar erna blijven de brandharen actief in deze nesten. Daarom is er bij contact nog steeds kans op overlast.